Beproevingen
Vond Biesheuvel troost bij zijn Eva, toen hij zich de Verlosser waande, voor Henk biedt de Hare Krishna-beweging uitkomst. Hij wordt als vertaler van de Bhagavad-gita een gewaardeerd lid en leert dat iemands identiteit niet schuilt in het vergankelijke lichaam, maar in de onsterfelijke ziel, dat men altijd op zoek moet naar de Waarheid, dat een kuis en rein leven eerder naar de Waarheid voert, dat hij voortdurend de Heilige Namen moet ‘chanten’, en dat hij zich het best kan kleden in een brahmaanse onderbroek (een soort luier) waaroverheen oosterse lappen gedrapeerd dienen te worden: ‘Was de dhoti te kort, de kurta die hij over zijn schouder liet glijden (...) viel zo overdadig ruim, dat de neerhangende panden voor en achter, de dhoti aan het oog onttrokken. Hij was weliswaar zijn lichaam niet, maar het kostte hem moeite om nu van dat besef doordrongen te blijven.’
In het derde verhaal, ‘De schildpad en het schot’ ontmoet Henk, die inmiddels Harinama heet, de Heilige Meester Prabhupada. Bij de aanblik van zijn Meester ‘ontploft zijn hart van tederheid’ en als deze hem vervolgens tot tweemaal toe nadrukkelijk bedankt voor zijn vertaling van de Bhagavad-gita kan Harinama zijn geluk helemaal niet meer op. ‘Wie maar een lava lang met een heilige verkeert ziet zijn leven vervolmaakt. (...) Een lava was iets minder dan een zesde seconde. De Meester had hem zo lang met zijn vergeestelijkte blik laten verkeren, dat daarbij tientallen lava's verstreken moesten zijn.’
Hendrik van Teylingen
In een aantal verhalen komen de wereldse feilen binnen de Krishna-beweging ter sprake en het is vooral de tempelpresident Mahadeva (een Engelsman die ‘domweg een hekel [had] aan Hollanders, die alleen door zijn afkeer van negers overtroffen werd’) die zich in de ogen van Harinama schuldig maakt aan ongeveer alle menselijke ondeugden: Mahadeva is niet alleen een racist, maar tevens een machtswellusteling, een vrouwengek, een gemakzuchtige, egoïstische, hebzuchtige, hoogmoedige en jaloerse zondaar. Dit is geheel in strijd met de sobere en onzelfzuchtige houding die de Leer predikt. Het is vooral door dit op macht beluste gedrag van een aantal hooggeplaatsten binnen de beweging, dat Harinama besluit de Krishnatempel te verlaten om met de Leer van de Meester in de hand alle beproevingen van het leven vanuit zijn eigen huis in Oud-West het hoofd te bieden.
De schildpad en het schot is interessant omdat het concrete informatie geeft over een onderwerp waarvan de meeste mensen niet veel zullen afweten; het is ontroerend vanwege de betrokkenheid van de schrijver bij de geestelijke zoektocht van de hoofdpersoon en diens verwoede pogingen de Leer zo zuiver mogelijk in de praktijk te brengen; het is geestig omdat er op de juiste momenten gerelativeerd wordt en omdat hilarische situaties met evenveel energie beschreven worden als hooggestemde gedachten, en tenslotte, het is geschreven in een stijl die een plezier in de taal zelf verraadt.
■