Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
The House of Getty door Russell Miller Uitgever: Michael Joseph, 349 p., f 65,40
| |
LosgeldHet verzamelen van kunst is Getty's grootste liefde geweest na het lezen van cijfers, statistieken, winst-en-verliesrekeningen en prognoses op zijn zakelijk gebied dat zich vanaf de jaren zestig uitstrekte van California en Midden-Amerika tot de Noordzee en het Midden-Oosten. Waar olie was, gezocht werd of verkocht werd, daar was ook Getty. Alleen voor kunst ging de olie uit de weg. Op een en dezelfde ochtend besteedde hij bij Christie's in Londen zes miljoen dollar aan een Rubens, twee doeken van Boucher en Titiaans Dood van Actaeon. De aankoop viel slecht bij de pers en het grote publiek omdat Getty onlangs in het openbaar had geweigerd om ook maar één penny bij te dragen aan het losgeld dat in Italië werd gevraagd voor zijn ontvoerde kleinzoon, Paul Getty III. Dat de grootvader helemaal niet bijdroeg aan de bevrijding van zijn kleinzoon, wiens afgesneden oor per post werd bezorgd bij de krant Il Messaggero, is niet helemaal correct. Paul Getty leende zijn zoon, Paul II, het geld. Tegen een behoorlijke rente, uiteraard. Vier weken na de bevrijding, eind 1973, van Paul Getty III, begon in Malibu de bouw van wat nu het Getty Museum is. De bouwkosten: zeventien miljoen dollar. Getty's leven is fors gevuld geweest met dergelijke tegenstellingen. Enerzijds zien we de wellust van het ongelimiteerd kunnen besteden op zakelijk en kunstzinnig gebied, anderzijds zijn totale emotionele onvermogen en bankroet. In 1951 vertrok Getty voor een vakantie naar wat hij zijn geestelijk vaderland noemde, Europa. Hij is nooit meer naar de Verenigde Staten teruggekeerd. Vanuit hotelkamers in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië bestierde hij in de jaren vijftig zijn multinational. Toen zijn jongste zoon, Timothy, geboren uit het vijfde huwelijk, in levensgevaar verkeerde en enige zware operaties moest ondergaan, bleef Getty volhouden dat business zijn aanwezigheid in Europa eiste, een egoïstisch excuus waarop tot op dat moment al vier huwelijken gestrand zijn. Het kind stierf zonder de vader te hebben teruggezien. In zijn dagboek beweent Getty de dood van zijn laatste legitieme kind uitvoerig, maar van schuldgevoelens of schaamte is geen sprake. Pas op hoge leeftijd, als hij in Sutton Place omringd wordt door meer maîtresses dan zakelijk adviseurs, noteert Getty in dat dagboek enige regels die zijn morele medeverantwoordelijkheid voor het stranden van zijn huwelijken en de ellende die daarvan het gevolg was, lijken te onderkennen. Zijn vierde, bijvoorbeeld, met Ann Rork, dat ontregeld wordt door Getty's zelfgestelde taak om tijdens de Tweede Wereldoorlog in Tulsa, ver van zijn gezin, een fabriek voor vliegtuigonderdelen te leiden (en en passant enige van de eeuwige maîtresses te onderhouden). Het vaderland had hem nodig. Getty's huwelijken worden ontbonden op grond van geestelijke wreedheid. Terwijl zijn kinderen hem aanspreken met ‘Mr. Getty’ en hem soms jarenlang niet in levende lijve te zien krijgen (hun brieven stuurt hij terug, gecorrigeerd op spelfouten), dwingt hij in het Midden-Oosten oliecontracten af met uiterst humane toezeggingen: het bouwen van behuizing voor de plaatselijke bevolking en de daarbij behorende infrastructuur van wegen, scholen en ziekenhuizen. | |
PrioriteitenschaalHet zeer gedetailleerde portret van deze emotieloze man die, in tegenstelling tot koning Midas, nooit werd gehinderd door zijn vermogen om alles eerst in olie en daarna in goud om te zetten, het leven van deze kille Getty dat Miller reconstrueert zonder zijn onderwerp aan de morele schandpaal te nagelen, is des te merkwaardiger in het licht van zijn liefde voor kunst en cultuur. Getty was een kenner van de Romeinse cultuur en geschiedenis en van de periode van de Franse Lodewijken. Hij verbleef in 1949 vier weken in Amsterdam in het Rijksmuseum en de gemeentearchieven, en hij bezocht Leiden om onderzoek te doen naar de geschiedenis van Rembrandts portret van Maarten Looten, een schilderij dat hij voor de oorlog voor een zachte prijs had kunnen verwerven. Merkwaardig vind ik dat: de cultuur waarmee hij zich omringde en waaraan hij na het zakendoen de meeste tijd besteedde, die cultuur heeft hem nooit kunnen inspireren tot iets wat op liefde voor de zijnen lijkt of een elementaire vorm van humaan gedrag. Een leven lang blijven zijn vrouwen, kinderen en kleinkinderen op de laatste plaats van zijn prioriteitenschaal: zaken, kunst, andere vrouwen, de eigen familie. Het volgende is daarom niet geheel vrij van speculatie, maar ik ben er wel van overtuigd: de liefde die hij met de kunst bedreef, was als een liefde voor een van zijn vele maîtresses. De kunst was vooral een geduldige minnares die hem alles gaf zonder daarvoor een plaats in zijn testament te eisen - en die dus de ereplaats kreeg, 90 procent. Tegen het eind van zijn leven lijkt het zover gekomen te zijn dat Getty zijn gevoelens definitief heeft omgezet in wisselkoersen en beursschommelingen. In een van de beste hoofdstukken analyseert Miller hoe de vele clausules van het testament Getty's verhouding tot zijn naaste omgeving weerspiegelen. Wie in januari iets verkeerds doet is in de clausule van februari een paar duizend aandelen of dollars in waarde gedaald. | |
Verloedering van de familiebandenNa een razendsnelle proloog is Millers biografie aanvankelijk wat te traag en niet altijd even boeiend. Er is nogal wat overtollige informatie en misschien wat teveel aan dagelijkse gang van zaken. Het tweede deel maakt veel, zo niet alles goed. De zakelijke expansie en de daarbij behorende intriges blijven ondanks de gecompliceerde factoren duidelijk en spannend. Het leven dat Getty in Europa leidt met zijn harem en manager-eunuchs contrasteert schril met de verloedering van de familiebanden en de schrijnende beschrijvingen van de lotgevallen van zijn kinderen. Het boek eindigt met de ongelooflijk bizarre nasleep van Getty's verscheiden: een ware guerrilla aan het zakelijk front totdat Texaco Getty Oil overneemt, een complete burgeroorlog in de familiekring waarbij de processen elkaar in hoog tempo opvolgen. De meeste takken aan de Getty-stamboom hebben niet alleen de financiële wellust maar ook het emotioneel gebrek geërfd. Miller presenteert een grote hoeveelheid research in afgemeten doses, zowel op zakelijk als persoonlijk gebied. Zijn zelfbeheersing - onpartijdigheid zelfs - is bewonderenswaardig en behoedt het verhaal voor wat het zo makkelijk had kunnen zijn, en geweest is in de pers, een schandaalgeschiedenis. Ondertussen doen de feiten hun werk. Een definitief vonnis zal de lezer in deze biografie niet vinden. Wel zelf kunnen vellen. Wat mij betreft was Jean Paul Getty de perfect gestoorde zakenman. Hij was immuun voor emoties en besmet met zakelijkheid. Beide in het meest extreme stadium. De perfectie is deze: hij was vrij van huichelachtigheid, onoprechtheid en een dubbele moraal, de karaktertrekken van heel veel mensen die, met of zonder geld, toch aardig gevonden worden. Aardigheid heeft nooit op Getty's lijstje van prioriteiten gestaan. ■ |
|