Introspectie
Sacks vertelt deze gebeurtenis een tiental jaren later in het eerste hoofdstuk van zijn boek Een been om op te staan. Het is een pakkend relaas, vooral omdat hij met veel introspectie als levensbedreigd persoon zijn gedachten, gevoelens, fantasieën en hallucinaties observeert terwijl hij tegelijkertijd de nuchtere, niet bedreigde arts-neuroloog blijft die, onder andere, opmerkt dat het zich voorstellen van muziek het voortbewegen zoveel makkelijker doet gaan en de coördinatie bevordert. Veel patiënten hadden hem dat ooit al verteld, maar deze beleving van ‘binnenuit’ doet hem pas echt het therapeutisch belang beseffen. Enigszins storend, vooral in dit hoofdstuk, vind ik zijn vele literaire en filosofische citaten. Zij verdiepen zijn directe beleving niet, zijn duidelijk achteraf door hem bedacht en ingevoerd en lijken zo alleen te dienen om van zijn grote eruditie blijk te geven.
Oliver Sacks
In de volgende hoofdstukken waarin hij zijn verblijf in een ziekenhuis in Londen, zijn operatie en zijn reconvalescentie beschrijft doet zich ook enigszins gelden dat hij het pas zoveel jaren later heeft opgeschreven, waardoor hij mijn inziens minder direct bij zijn belevenissen als patiënt is gebleven en inmiddels al weer te veel de arts-neuroloog is geworden die zijn belevenissen in een kader wil plaatsen en op zoek is naar een theorie. Niettemin wordt indringend beschreven hoe hij in tegenstelling tot mensen die zich de aanwezigheid van een geamputeerd been hallucineren, in paniek raakt omdat hij de ‘hallucinatie’ heeft geen been meer te hebben. Met de tengevolge van de gescheurde zenuw verloren gegane proprioceptie is kennelijk ook het idee ‘been’ in de hersenen verdwenen. Het linkerbeen ontbreekt in de voorstelling van zijn innerlijk lichaamsschema. Het is niet alleen uit het ‘nu’ verdwenen, maar ook uit zijn voorstelling van het ‘straks’ en zelfs uit zijn herinnering.
‘Het been was verdwenen en had zijn “plaats” meegenomen. Dus was het niet goed mogelijk het terug te vinden, ongeacht welke aandoening hier een rol speelde. Kon het geheugen niet uitkomst bieden als het niet hielp in de toekomst te kijken? Nee! Het been was verdwenen en had zijn “verleden” meegenomen. Ik kon me niet herinneren dat ik een been had bezeten. Ik kon me niet herinneren dat ik had gewandeld en geklommen. Ik voelde me op onverklaarbare wijze afgesneden van de persoon die vijf dagen geleden nog wandelde, hardliep en klom. De continuïteit tussen ons beiden was louter “formeel”. Er gaapte een kloof tussen toen en nu, een definitieve kloof en in die leegte was het voormalige “ik” verdwenen: het “ik” dat kon staan, hardlopen en wandelen zonder te denken en volkomen zeker, gedachteloos zeker van zijn lichaam was, dat niet begreep hoe daarover ooit twijfel zou kunnen rijzen...’
Interessant is ook wat Sacks schrijft over de moeite die het kost om het herstelde been, waarin gevoel en functie weer zijn teruggekeerd, weer in gebruik te nemen, omdat de voorstelling en het idee het te kunnen gebruiken uit de ‘hersenen’ verdwenen zijn. Er is een psychologische blokkade om het te gebruiken. Men moet ertoe ‘verleid’ worden. Pas na het in gebruik nemen keert het idee, de herinnering, de voorstelling, de wil om het te gebruiken weer terug. Deze herstelde verlamming waar men nog geen gebruik van durft te maken, zodat men zich verlamd blijft gedragen, zou wel eens een groot aantal wondergenezingen à la ‘neem uw bed op en wandel’ kunnen verklaren.
In het laatste theoretische hoofdstuk verteld Sacks nog dat hij deze belevenissen, sinds hij ernaar vraagt, door al zijn patiënten bevestigd heeft gevonden. Hij zet zich hierin kritisch af tegen de neurologie van ‘triggerpuppets’ van Sherrington en die van ‘self-activating robots’ van de Russische neuroloog Luria. Zijn eigen postulaat is ‘a neurology of the soul’, maar het wordt mij niet helemaal duidelijk wat hij zich hierbij concreet voorstelt. In ieder geval een oproep aan neurologen voor een meer humanistische benadering van de patiënt als persoon en het integreren van de hogere centrale psychische functies als het gevoel voor ‘identiteit’, ‘realiteit’ en ‘zelf’ in hun mechanistische voorstelling van het lichaam.
■