De regels van de smaak
Vervolg van pagina 5
vaarden, heb ik niet in mijn hoofd: wat daarin zit zijn mijn eigen voorkeur, waardenschaal en intellectuele loyaliteiten, waar niemand mij toe dwingt, ook ‘het culturele klimaat’ niet. Valt zo'n voorkeur onverhoeds samen met wat anderen erover denken, dan komt er geen zure trek op mijn gezicht.
Waar het aan ligt mag Joost weten, maar Anker voelt zich aan alle kanten geïntimideerd: door het culturele klimaat, door de gelijkmatige kwaliteit van een aantal schrijvers, zodat hij er maar niets onvriendelijks over kan schrijven, door de ‘nivellerende krachten in het kunstjournalistieke bedrijf’ en door de vriendschapsrelaties die hij aangaat met schrijvers. Niets weerhoudt hem er echter van in Het Parool, waarvan hij criticus is, of in De Revisor of Tirade, waarvan hij medewerker is, een niet-geïntimideerd geluid te laten horen.
Wat weerhoudt hem ervan eenvoudig dit ei te leggen en te staan voor wat hém belangwekkend lijkt? Wat weerhoudt hem ervan zijn anker uit te gooien op een plaats die hem zint? Dat deed Robinson Crusoe ook en hij overleefde. Dat Anker het niet doet en zich beperkt tot gezeur onder verwijzing naar Jean Baudrillard en Hans Magnus Enzensberger (die zo pienter was in Duitsland Die Andere Bibliothek op te zetten) moet te maken hebben met de manier waarop hij zichzelf ziet. Zijn ‘integere criticus’ schrijft een recensie, ‘hij plakt de envelop dicht en sjokt naar de brievenbus.’ Sjokt.
Wordt vervolgd.
■