Vertaald
De Slaaf door Isaac Bashevis Singer, vertaling Bartho Kriek (De Arbeiderspers, 270 p., f 39,50). De Slaaf heeft als centraal thema de onstuimige liefde tussen de onder alle omstandigheden aan zijn joodse identiteit vasthoudende Jakob en de nietjoodse Wanda. De exotische achtergrond wordt gevormd door het zeventiende-eeuwse Polen waar bijgeloof, pogroms, vooroordelen en terreur een grote rol spelen. Singer beschrijft met een welhaast onvoorstelbaar inlevingsvermogen ook de menselijkheid en het lijden van de onderdrukkers. Hoewel de lezer in een andere eeuw wordt geplaatst, is het een tijdloos boek over de eeuwige liefde en het eeuwige leed, waar altijd wel ergens een Jakob om een Rachel treurt en wacht op de Verlossing die moet komen.
De katachtigen wilden we verbranden door Franz Fühmann, vertaling Eva Wolff (Wereldbibliotheek, 171 p., f 34,50). Franz Fühmann zegt zelf in het autobiografische titelverhaal dat hij het moeilijk vindt om over zijn schooltijd te vertellen omdat die, net als zijn leven, verscheurd is. Hij werd geboren in 1922 in het door Duitsers bewoonde deel van Bohemen, waar hij op vijfjarige leeftijd van een huislerares vroegtijdig lezen en schrijven moest leren. Zijn vader, die uit bittere armoede was opgeklommen, dacht hem een dienst te bewijzen door voor een snelle start te zorgen, maar isolement was het resultaat. Na vier jaar gymnasium bij de jezuïeten kwam hij op een middelbare school waar een - officieel verboden maar door de leraren geprotegeerd - studentencorps bestond. ‘Daarna ging ik met laarzen en bruin hemd naar school, dat was na de “terugkeer in het rijk”.’ Hij werd rekruut, belandde achter prikkeldraad, in krijgsgevangenschap en zegt zo een antifascistische scholing gekregen te hebben. Franz Fühmann (1922-1984) groeide als overtuigd nationaal-socialist op in nazi-Duitsland en nam vrijwillig dienst in het Duitse leger. Van 1945 tot 1949 verkeerde hij in Russische krijgsgevangenschap, in welke periode hij communist werd. Na zijn vrijlating woonde hij tot zijn dood in Oost-Berlijn. Zijn jeugd in Duitsland is bepalend geweest voor het thema van de meeste verhalen. Hij houdt zich bezig met het verschijnsel nazisme en de persoonlijke verantwoordelijkheid. Op mij komt het soms wat ‘goedkoop’ over; er worden wat te duidelijk oorzaken aangegeven waarom de ‘ik’ zo geworden is. In De jodenauto wordt verteld hoe een negenjarig jongetje zijn afschuw en angst voor joden ‘die bloed vermengen met heel fijn gemalen meel en daar brood van bakken’ krijgt aangepraat. Later meende hij een auto met vier joden er in gezien te hebben
en denkt achtervolgd te worden. Het blijkt een waan als een klasgenootje de ware toedracht uit de doeken doet. Dat ontkracht zijn heldenrol ook nog waardoor zijn haat toeneemt.
Ontaard door William Styron, vertaling Koos Schuur (Veen, 452 p., f 36,90). William Styron is auteur van de met zeer veel succes verfilmde roman Sophie's keuze. Ontaard verscheen oorspronkelijk in 1959 en in vertaling eerder bij Meulenhoff onder de titel Dit huis in vuur. Het verhaal gaat over menselijke ontaarding; in het Italiaanse dorpje Sambuco speelt zich een tragisch conflict af tussen twee Amerikanen. Styron is een ambitieus schrijver die in tegenstelling tot veel moderne auteurs flink wat actie in zijn boeken stopt. Aan de fantasie van de lezers wordt nauwelijks iets overgelaten; elk zelfstandig naamwoord krijgt een bijvoegelijk naamwoord mee: nauwsluitende broeken, abrikooskleurige zonsondergangen, zware, volle en mooie borsten en een deerniswekkend gelaat. De overvloed aan beschrijvingen, het bombastische taalgebruik en het hier gebruikte minuscule lettertype (voor een roman die 452 pagina's telt) maakt het lezen van deze turf tot een ramp.
Een gelaten leven door Vita Sackville-West, vertaling M. Lindenburg (Contact, 207 p., f 24,90). Een aantal jaren is er vooral belangstelling geweest voor het leven van de legendarische schrijfster Vita Sackville-West en dat van haar echtgenoot Harold Nicolson. Het echtpaar is door hun zoon Nigel uitgebreid beschreven in Portrait of a marriage. Nu krijgen gelukkig ook de romans, waarmee Vita in de jaren dertig overigens ook veel succes oogstte, weer aandacht. Lady Slane is een achtentachtigjarige, nog steeds elegante vrouw die ooit de ambitie koesterde om te schilderen maar dat nooit heeft gedaan. Ze trouwde en werd een onderdanig aanhangsel van haar briljante, charmante man. Trouw zijn aan de eigen aard is het hoofdthema van de roman, maar Lady Slane durft dat pas te zijn als haar echtgenoot gestorven is. Dit in tegenstelling tot haar achterkleindochter Deborah Holland, die lering trekt uit haar overgrootmoeders leven en op jongere leeftijd haar hart volgt. Lady Slanes vijf kinderen zijn bekrompen, schraperige zestigers die inmiddels tandenknarsend en handenwringend moeten aanzien hoe hun moeder afstand neemt van de mensen met wie ze altijd rekening heeft gehouden en samen met haar trouwe hulp Genouz in een huisje gaat wonen. In haar nieuwe leven mogen alleen drie oude, excentrieke mannen (een makelaar, een aannemer en een kunstkenner) haar zonder uitgenodigd te zijn bezoeken. Eindelijk kan zij haar eigen leven gaan leiden.
Softwar door Thierry Breton en Denis Beneich, vertaling Just van Rossem (Elsevier, 248 p., f 24,50). Voor leken op computergebied is Softwar net te lezen, maar ik denk dat de ingewijden zullen genieten (mits zij uiteraard van spionageromans houden). De strijd gaat om de input, de software waarmee het Westen macht probeert te krijgen over het Oostblok-computersysteem. Twee mensen spelen daar met name een belangrijke rol in: Joulia Voronkof, een ‘buitensporig trotse en ontembaar intelligente’ Russische vrouw die de leiding heeft over een groot rekencentrum en de Amerikaan Brendan Barnes, een briljant informaticadeskundige die de door de Russen gekochte - of gestolen - software moet ondermijnen. De Amerikanen lijken in vaderlandslievende gevoelens op de Russen en beiden gebruiken zij de mensen om hen heen als speelballen. Dat wordt ze gemakkelijk gemaakt omdat Joulia (Julia) en Brendan (Romeo) ooit een verhouding met elkaar hebben gehad. Het geratel van machinegeweren is niet te horen, het is een geruisloze oorlog.
MARIJKE HILHORST