Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Over De aanslag van Harry Mulisch door Frans de Rover Uitgever: De Arbeiderspers, Synthesereeks, 162 p., f 26,50
| |
SleutelsVeel lezers blijken, gezien onder meer de vragen die zij via Joop van Tijn aan Mulisch stelden (interviews in VN van 20 en 27 aug. 1983; grotendeels herdrukt als appendix bij De Rovers boek), vooral geïnteresseerd te zijn in het realiteitsgehalte van de fictie. Zij willen graag weten wat er van het gebeuren in De aanslag nu echt of verzonnen is. Dat komt misschien vooral doordat verzetsstrijdster Truus Coster veel heeft van Hannie Schaft, ‘het meisje met het rode haar’. Ook de in hoofstuk IV van De aanslag voorkomende reünie van verzetsmensen ter gelegenheid van de begrafenis van Sjoerd (in wie velen Van Randwijk zullen herkennen) noodt tot een referentiële leeshouding. De Rover gaat op al deze kwesties gedetailleerd in, geeft alle ‘sleutels’. Het gaat hem echter minder om de Who is who-vraag dan om de verschuivingstechniek die de schrijver hier (en in andere romans waarvan wij de feitelijke achtergronden niet kennen natuurlijk ook) toepast. Een techniek die ik gesymboliseerd acht door de op het eerste gezicht raadselachtige uitspraak van de oude buurman van de hoofdpersoon, de kinds geworden Beumer: ‘Augurken zijn net krokodillen.’ Van dit staaltje ‘predicatief denken’, dat volgens Freud de droom en daarmee ook de literaire fictie beheerst, geeft De Rover een buitengewoon ingenieuze ‘vertaling’, die in het kader van de romangeschiedenis uitstekend past. Ik denk dat we te maken hebben met een uitspraak die ook en misschien vooral poëtologisch, op metaniveau, beoordeeld moet worden. Daarmee kom ik bij De Rovers laatste hoofdstuk, dat zich bezighoudt met de meest hermetische kant van het boek. Steunend op beschouwingen in Voer voor psychologen en ten dele ook de essays van J.H. Donner ontleedt De Rover Mulisch' artistieke principes (de alchemie) en laat zien hoe in dit labyrintische werk de architect/schrijver gevangen zit; hoe namen, getallen en letters een magische betekenis hebben en eigenlijk altijd een minstens dubbele betekenis. Gestimuleerd door De Rovers uiteenzettingen wil ik op enkele mogelijke dubbelzinnigheden nader ingaan. De naam van de hoofdpersoon, Anton Steenwijk, brengt De Rover in verband met de asceet Antonius, die van Flaubert en Vestdijk. Nog aannemelijker lijkt mij een toespeling op Antonius van Padua, de heilige die alles terugbezorgt wat men verloren heeft: ik denk dan aan Antons verdringingsmechanisme - hij kiest, zeer treffend, als medisch specialisme de anesthesie! - en zijn (tweede) huwelijksreis naar genoemde Italiaanse stad. Van Antons bij de aanslag omgekomen broer Peter zegt De Rover (en zei Mulisch zelf in het VN-interview) dat hij de schrijver representeert. Daarop wijst alweer zijn naam: Peter is Grieks voor ‘steen, rots’ en volgens de alchemie zoekt de artifex niet alleen de Steen - hij wordt die ook! De schrijver moet verdwijnen in het werk om herboren te worden: dat gebeurt precies met Peter, die bij de aanslag het leven laat, maar als zoon van Anton weer verschijnt. Men ontkomt niet aan de indruk dat ook Anton zelf veel met de schrijver te maken heeft, al was het alleen maar doordat hij in een aantal opzichten, bijvoorbeeld de houding tegenover de oorlog, nu net de tegenpool van Mulisch is. Naar mijn mening is de stelling: ‘De schrijver in De aanslag is Peter’ maar de halve waarheid. De combinatie van Peter en Anton, deze ‘eenheid der tegendelen’, is de schrijver. De eerste vertegenwoordigt dan het creatieve, de tweede het kritische element in de auteur, want schrijven, zei J.C. Bloem al, is schrappen. Als Anton enkele gedichten publiceert, kiest hij dan ook een veelzeggend pseudoniem: Anton Peter, de lezer die creatief wordt! Anton is te beschouwen als een pendant van Alexander Schneiderhahn in Het stenen bruidsbed, want ook die is een lezer = verzamelaar. Met hem heeft hij trouwens de initialen gemeen. Wie verder zoekt in leven en werk van Mulisch zal die initialen vaker vinden. De aanslag is, volgens De Rover, Mulisch' opus magnum: zijn voortreffelijke studie laat ook geen andere conclusie toe. Dit (fraai geïllustreerde) Synthese-boek verheldert veel, maar vergroot juist daardoor het raadsel van een miraculeus oeuvre. ■ |
|