| |
Het bergachtige, beboste temperament van D.H. Lawrence
D.H. Lawrence werd honderd jaar geleden in een mijnwerkersdorp in Nottinghamshire geboren. Zijn vader was een mijnwerker, zijn moeder een gewezen onderwijzeres die haar man verachtte en haar kinderen aanzette om hetzelfde te doen. Lawrence' jeugd werd beheerst door de hartstochtelijke en bezitterige liefde van zijn moeder waarvan hij zich wilde bevrijden, een gevecht dat vorm kreeg in zijn derde roman Sons and Lovers (1913). In 1912 liep hij weg met Frieda Weekley née von Richthofen, de vrouw van zijn vroegere professor, en begon aan een leven van rusteloos dwalen. Door zijn agressieve openhartigheid kwam hij voortdurend in botsing met de officiële moraal. Zijn roman The Rainbow werd in 1915 in het openbaar verbrand omdat men hem obsceen vond; Lady Chatterley's Lover (1928) kon in Engeland pas in 1961, na een geruchtmakende rechtszaak, onverkort worden gepubliceerd.
D.H. Lawrence in Mexico en met Frieda Lawrence (onder)
| |
Flame into being. The life and work of D.H. Lawrence door Anthony Burgess Uitgever: Heinemann, 211 p., f 53,85
Lawrence's men and women door Sheila MacLeod Uitgever: Heinemann, 230 p., f 65,40
D.H. Lawrence. Life into art door Keith Sagar Uitgever: Penguin, 372 p., Importeur: Nilsson & Lamm, f 39,95
Anthony Paul
Uitgevers zijn in vele opzichten simpele, nogal bijgelovige lieden. Ze denken bijvoorbeeld dat de honderdste geboortedag van beroemde schrijvers gevierd moet worden. D.H. Lawrence werd in september 1885 geboren en de markt werd prompt overstroomd met allerlei boeken over de schrijver, hoewel het merendeel daarvan meer aandacht gekregen en beter verkocht zou hebben als ze op een ander moment waren uitgebracht. Drie van die onderling zeer verschillende boeken met ieder hun eigen merites zal ik hier bespreken.
Lawrence heeft in zijn korte leven (hij stierf in 1930 op vieren veertigjarige leeftijd aan tbc) ongelooflijk veel geschreven: een reeks omvangrijke en verschillende kortere romans, toneelstukken, korte verhalen, enorm lange verhandelingen, reisverhalen en poëzie. Bovendien schreef hij vele, prachtige brieven. Hij was een meester in ieder genre waaraan hij zich waagde en zijn hele oeuvre is een uitdaging, een provocatie die voortdurend aan de fundamentele vragen van het bestaan raakt. Hij is een schrijver die geen enkele lezer onverschillig laat: velen zijn door hem uit hun seksuele en existentiële ellende verlost, maar veel moderne feministen doen hem af als een man die eigenlijk bang was voor vrouwen en ze dus met een op de fallus gerichte levensvisie probeerde te tiranniseren. De kracht waarmee Lawrence zijn argumenten naar voren brengt, is sommige lezers te veel: Sheila MacLeod, bijvoorbeeld, schrijfster van Lawrence's men and women, verslond Lawrences romans als puber, maar toen ze er achter kwam dat ‘jezelf ontplooien’, zoals hij propageerde, voor vrouwen kennelijk betekende dat ze zich aan mannelijk geweld moesten overgeven, vluchtte ze in anorexia. Zo'n reactie is zeker niet iets om te kleineren, maar het is wel een voorbeeld van hoe je Lawrence niet moet lezen. Bij Lawrence moet je niet te veel aandacht schenken aan de argumenten en oplossingen die hij voor de grote vraagstukken van het leven geeft - het zijn trouwens altijd voorlopige en vaak tegenstrijdige oplossingen - maar aan het geheel waarvan zij deel uitmaken.
Anthony Burgess beseft dat terdege en wijst er op dat het belang van Lawrence niet zo zeer ligt in het feit dat hij bepaalde ideeën en argumenten naar voren heeft gebracht, maar veeleer in de buitengewoon directe wijze waarop hij de menselijke realiteit en de rol van de instincten heeft weergegeven, en het idee van de superioriteit van het intellect heeft aangevallen door the ancient claim of the entire physical complex nieuw leven in te blazen - en dat was hoognodig. Het heeft dus geen zin om je op te winden over Lawrences incidentele dwaze of gemene momenten. Burgess doet Lawrences profetische ontboezemingen in bijvoorbeeld Fantasia of the Unconscious dan ook zonder enige gêne of als: burblings about the dimensions of the Great Pyramid or the sanctity of Haile Selassie. Aan de andere kant heeft hij een scherp oog voor de gezonde opvattingen die onder de profetische oppervlakte schuilgaan. Uit Lawrences laatste voltooide essay Apocalypse blijkt ondanks de weinigbelovende titel dat Lawrence vasthield aan het in wezen gezonde geloof dat we allemaal onderdeel van de kosmos zijn, ook al zijn we er door de rede en het christendom van af gesneden: I am part of the sun as my eye is part of me. That I am part of the earth my feet know perfectly well, and my blood is part of the sea. My soul knows that I am part of the human race, my soul is an organic part of the great human soul, as my spirit is part of my nation. Edelmoedige laatste woorden, merkt Burgess op, voor een man die zijn land als het ware was uitgetrapt.
| |
Strijdlustig
Burgess vereenzelvigt zich met Lawrence de banneling, de profeet die in zijn eigen land niet werd geëerd. De flaptekst meldt op - typische Burgess - strijdlustige toon: A very English writer [Lawrence] was rejected by his own people. His bones lie not in Westminster Abbey but on a ranch in New Mexico. He was one of the great writers whom English hypocrisy drove into permanent exile... Burgess himself lives in exile and, like Lawrence, is better regarded abroad than in his land of origin. Op een gegeven moment haalt Burgess met kennelijke instemming de volgende passage aan: Curse the blasted, jelly-boned swines, the slimy the belly-wriggling invertebrates, the miserable sodding rotters, the flaming sods, the snivelling, dribbling, dithering palsied pulse-less lot that make up England to- | |
| |
day... God knows how I hate them! God curse them, funkers! God blast them, wish-wash. Exterminate them, slime...
Deze passage komt uit een brief van 1912 toen Lawrence niets te klagen had, behalve dan dat zijn eerste boeken wat beter hadden kunnen verkopen. De strijd tegen de censor en de fatsoensrakkers, de verbanning en zijn ‘martelaarschap’ moesten nog komen. Uit het citaat mogen we dus afleiden dat Lawrence het als hij het moeilijk had - en dat had hij - tot op zekere hoogte aan zichzelf te wijten had. Hij was ongetwijfeld een van de strijdlustigste mannen aller tijden en had, net als Burgess, een flinke dosis schrijvers-paranoia.
Misschien is die verwantschap in temperament er de oorzaak van dat Burgess' bondige literaire biografie zo warm en levendig is, en op alle essentiële punten raak schiet. Burgess benadert zijn onderwerp heel persoonlijk - een aanpak die het in dit geval goed doet. Hij begint met een kort overzicht van het literaire klimaat in de jaren na Lawrences dood, en van de invloed die Lawrences werk op zijn eigen temperament heeft gehad. Als jong schrijver was hij niet zo erg in Lawrence geïnteresseerd: Joyce had aan techniek en kunstvorm meer te bieden. Joyce en Lawrence zijn inderdaad tegengestelde polen: Joyce werd geobsedeerd door stijl en vorm, de vorm van mythen bijvoorbeeld, of van de godsdienst die hij afgezworen had. Lawrence daarentegen was los van stijl en verzette zich tegen het cultiveren van een techniek, op schrijfgebied, maar ook op allerlei andere vlakken (vooral op het gebied van seks), en zijn belangstelling voor mythen en religie uitte zich in zijn fascinatie voor irrationele werkelijkheden onder de oppervlakten van leven en geloof. Joyce houdt, in navolging van Flaubert, afstand van zijn schepping; Lawrence is aanwezig in alles wat hij schrijft. Zijn steeds verschuivende, dynamische, tastende ‘filosofie’ is niet van de man zelf te scheiden.
Lawrence denkt op een voor-wetenschappelijk en anti-rationeel niveau. De lezer van zijn romans wordt regelmatig als in een droom van een concrete alledaagse scène meegevoerd naar een tijdloos, mythisch gebied. Burgess: Lawrence's characters wear clothes, smoke cigarettes, discuss Pelléas et Mélisande, take tea, but sooner or later they behave oddly, their impulses overcome reason, they are naked not clothed, their voices speak from the unconscious. We recognise that they are behaving as gods and goddesses behave.’ Hier zegt Burgess iets waarover vele geleerde boeken geschreven kunnen worden. Lawrence daalde in het onbewuste af, zegt Burgess, zoals zijn vader, een mijnwerker, iedere dag onder de grond verdween and became a kind of Pluto, a guardian of the dark mystery in which fire slumbered. Het boek zit vol met dit soort krachtige beelden.
| |
Worstelscène
Burgess schroomt niet om zich te diskwalificeren als hij zich op een bepaald punt niet oordeelkundig acht. Dat is het geval met het Oedipus-complex, zegt hij, omdat zijn eigen moeder overleed toen hij nog erg jong was. Maar Lawrences Oedipus-complex was een belangrijk element in zijn on- of onderbewuste en door het te negeren oversimplificeert Burgess Lawrences complete seksualiteit. De beroemde scène in Women in Love, waarin de twee mannen, Birkin en Gerald, volkomen naakt worstelen heeft, volgens Burgess, geen homoseksuele implicaties. Nou valt er over die verbijsterende, ongrijpbare roman weinig concreets te zeggen, maar als ik een ding zou durven beweren is het wel dat die worstelscène homoseksuele implicaties heeft.
De vorm van Burgess' boek wordt bepaald door de grenzen van zijn eigen smaak en kennis. Als hij ergens van gecharmeerd is - zoals van de onderschatte roman Kangaroo - gaat hij er dieper op in. Ander werk doet hij zonder goede reden af. Over Lawrences gedichten heeft hij weinig te zeggen en over zijn korte verhalen nog minder, om de typerende reden dat hij ze zelf niet schrijft en niet inziet waarom andere schrijvers zich wel met zulke dingen zouden inlaten.
Ook Sheila MacLeod heeft weinig over Lawrences gedichten te zeggen, maar gaat wel in extenso op zijn Oedipus-complex in. MacLeod belicht de manier waarop Lawrence seksuele en erotische relaties behandelt vanuit een liberaal-feministisch standpunt, dat wil zeggen ze staat kritisch tegenover Lawrences opvattingen over de rol die mannen en vrouwen moeten spelen, maar in tegenstelling tot de lesbische, separatistische beweging waartoe Kate Millett behoort, in wezen welwillend tegenover zijn niet-aflatende pogingen om een nieuwe modus vivendi voor mannen en vrouwen te vinden. MacLeod ziet Lawrences behoefte om zijn mannelijkheid voortdurend te bevestigen en te definiëren als het fundament zijn hele persoonlijkheid op rust. Ze gelooft dat mannen een grotere behoefte hebben om hun ‘geslachtelijke identiteit’ te doen gelden dan vrouwen, en dat vrouwen sterker zijn dan mannen en dat Lawrence dat ook vond. Dat soort beweringen zijn, nu ik er over nadenk, niet te verifiëren en daarom waardeloos. Maar MacLeods voornaamste punt wordt er niet door ontkracht: overal in het werk en leven van Lawrence vind je aanwijzingen dat hij een kinderachtige neiging had om in echtelijke en erotische verhoudingen de baas te willen spelen. En we betreuren het allemaal dat hij zo vijandig stond tegenover het orgasme van de vrouw - iets waar hij, om welke duistere oedipale reden dan ook, bang voor was.
Het is misschien wel interessant om Lawrences werk na te zoeken op bewijzen voor zijn inconsequente visie op vrouwen en zijn kwetsbare mannelijkheid, maar of het veel uithaalt, betwijfel ik. Openheid, de bereidheid om zich bloot te geven, is een van Lawrences grote verdiensten. En zijn werk geeft weer hoe zijn gedachten en gevoelens in beweging zijn, hij komt niet met afgeronde conclusies. Hoe dan ook, op een paar cruciale punten slaat MacLeod de plank mis. In Women in Love en elders ziet ze bijvoorbeeld haat jegens de mannen die de natuur beheersen, een haat die volgens haar tegen Lawrences wil in overal doorheen schijnt. Dat is niet juist. Lawrence weet heel goed wat hij doet: hij staat niet vijandig tegenover de mannen maar tegenover een traditioneel, verlammend beeld van wat mannelijk is; hij probeert naar een nieuwe, sluitende definitie toe te werken. Volgens MacLeod is de roman doordrongen van zelfhaat en onderdrukte homoseksualiteit, terwijl het boek juist laat zien dat Lawrence zijn homoseksuele of vrouwelijke kant volledig tot uiting wil laten komen en een plaats in zijn hele identiteit wil geven.
| |
Openheid
Wat men ook van Lawrences opvattingen denkt, de meeste mensen zullen het er nu mee eens zijn, dat zijn heldhaftige strijd voor seksuele openheid en tegen het idee dat seks ‘vies’ is, en zijn vaste overtuiging dat de beschaving alleen gered kan worden als de kloof tussen lichaam en geest wordt geheeld, belangrijk en waardevol zijn. MacLeod ziet in dat Lawrences principes vaak een diepe zin hebben, dat je bijvoorbeeld door jezelf over je gevoelens voor de gek te houden, om moeilijkheden vraagt omdat het lichaam wraak zal nemen. Dit is, zoals MacLeod al opmerkt, het uitgangspunt waarop de huidige humanistische leer over geestelijke gezondheid is gebaseerd (in tegenstelling tot de gedragsleer, die net als de mechanistische opvattingen van Masters & Johnson over seks, alles vertegenwoordigt wat Lawrence het meeste haatte).
Keith Sagars D.H. Lawrence: Life into Art is verreweg het wetenschappelijkste en grondigste van de drie boeken. Sagar is een echte Lawrence-specialist: hij heeft verschillende boeken met fictie en brieven van Lawrence geredigeerd en zowel een kritische verhandeling over als een biografie van de man gepubliceerd. In dit boek probeert hij kritiek en biografie op een nieuwe, interessante manier te combineren: hij doet een poging om de wisselwerking tussen ervaring en schrijven te volgen, om voor zover dat mogelijk is, na te gaan hoe het mysterieuze, creatieve proces verloopt. Sagar kent zijn onderwerp zo goed, dat hij dit onbereikbare doel bewonderenswaardig dicht benadert.
Het enige bezwaar dat misschien aan Sagars aanpak kleeft, is dat hij té dicht bij Lawrence staat, te zeer geneigd is met Lawrences ogen naar de dingen te kijken en met hem mee te leven als je eigenlijk zou moeten zeggen: ‘Zo kan ie wel weer.’
Afgezien daarvan brengt Sagar het bergachtige, beboste landschap van Lawrences geest briljant in kaart. Hij behandelt een uitgelezen deel van Lawrences voornaamste werk: de toneelstukken, drie lange en twee korte romans, en de gedichten. Hij beheerst het enorme oeuvre zo goed dat hij heen en weer kan fladderen om met bijvoorbeeld een citaat uit een van de brieven een passage in een roman te verhelderen. Hij laat zien hoe Lawrences ideeën zich in de verschillende versies van een bepaald werk ontwikkelden, en op welke manier hij zijn ervaringen er in verwerkte - in welke mate, wanneer, enzovoort. Hij laat heel duidelijk zien hoe Lawrence gebruik maakte van de boeken die hij las. Het is een boeiend verslag van het creatieve proces dat Lawrence getting the statue clear of the marble noemt: een onmisbaar boek voor iedereen die Lawrences werk wil doorgronden. Het heeft, net als de boeken van Burgess en Mac Leod, de grote verdienste dat je daar ontzettend zin in krijgt.
■
|
|