Humeuren & Temperamenten
Burgerlijkheid
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Ik heb een aangeboren zwak voor het burgerlijk bestaan. Omdat ik me voor deze zwakte schaam zing ik in het openbaar graag de lof van de zwerver die om zekerheden maalt en van de artiest die het vuurtje opstookt onder de brandhaard van de anarchie, twee typen die achtereenvolgens zweren bij de angst van de onzekerheid en de paniek van de schoonheid, maar in mijn hart geef ik er de voorkeur aan om niet in de hel maar bij de kachel te leven.
Een echt burgermansbestaan - dat geluk wil me niet altijd zo een-twee-drie te beurt vallen, maar ik streef er althans naar. Smaal er gerust op: ik beschouw het, met al zijn ordening en symmetrie, als een kunstwerk. Een burger staat op als de haan kraait en gaat na gedane taak naar bed. Hij gebruikt op gezette tijden de maaltijd, en wel steevast de middagmaaltijd des middags en de avondmaaltijd des avonds. Hij verdoet zijn tijd niet met het zoeken naar boordeknoopjes of paperclips omdat alles op zijn plaats ligt. Hij heeft voor alle regens een passende paraplu bij de hand en verheugt zich in het bezit zijner dienstmaagden. Van God begrijpt hij niets, maar hij steunt het christelijk wezenfonds, en de liefde bedrijft hij na het afsluiten van zijn kasboek. Zijn bestaan is een en al overzichtelijkheid, gemoedsrust en oppervlakte. Hij weet dat hij tenminste door één mens wordt benijd.
Door mij. Ik kan me maar niet van de indruk losmaken dat een avontuurlijk bestaan tot gemakzucht leidt en dat de meeste profeten van het anti-burgerdom saaie pieten zijn, terwijl een burgerlijke façade me een machtige garantie lijkt voor de diepste emoties, louter en alleen omdat daarachter alles zonde is en overtreding. Voor de anarchist en de libertijn maakt één zonde meer of minder niet uit, voor de burger is het een kwestie van verfijnde tactiek en subtiel gesjoemel. Het komt me veel obscener, dus aantrekkelijker voor geen scrupules te hebben met een driedelig kostuum aan dan in een beestevel. De geheime charmes van het burgerdom zijn juist des te charmanter naarmate de façade solider is.
Om de platte dingen van het bestaan hoeft de burger zich niet te bekommeren. Hij verspilt zijn energie niet aan gemoraliseer over geld. Zijn natje en droogje zijn er op tijd. Hij is niet - als de bohémien - uit armoede maar uit vrije keus honkvast. Hij verkeert in de ideale omstandigheden om in zijn geest op avontuur te kunnen gaan zonder de risico's van windhozen en verstuikte enkels, hij heeft dankzij zijn geordend bestaan zeeën van tijd tot zijn beschikking om doorwrochte essays over schoonheid en paniek te schrijven, zonder dat hij zich hoeft te prostitueren voor een huis-aan-huisblad of een nutsvereniging. Kortom, in zijn effen, middelpuntzoekende bestaan kan hij alles doen waarnaar de onstuimige anarchist en de chaotische kunstenaar, altijd op jacht en altijd op de vlucht, zozeer haken.
Wie echt op reis wil, streeft naar honkvastheid en wie uit de aberraties van geest en lichaam het diepste genot wil puren, moet zorgen dat hij maatschappelijk en huishoudelijk alles op zijn plaats heeft - nee, ik ben van dat idee niet af te brengen. De titel burger beschouw ik als een geuzennaam.
Is het misschien een streven zich in het kleed van de vijand te hullen? Is het annexeren van zulke akelige eigenschappen als huiselijke vrede, tevredenheid over bezit, stiptheid en regelmaat niet een manier om ze juist onschadelijk te maken? Ach wat. De meest jaloezieverwekkende eigenschap van een burger is dat hij zich om zulke vragen niet bekreunt. Hij is, onder zijn voeten knarst het grint van zijn promenade, en daarmee uit. Over naar de volgende vraag.
■