Codes
De generatie van de kampkinderen heeft weer kinderen voortgebracht en zij hebben, veel sterker dan hun ouders, belangstelling voor het feit dat Indonesië in Azië ligt en niet in ‘tropisch Nederland’, al maakte het daar dan deel van uit. De nieuwe generatie nieuwsgierigen is soms van Indo-Europese komaf en gaat familie in Indonesië opzoeken. De schok is dan groot. Hans Moll schreef bijvoorbeeld over zijn reis (Intermediair, Intermagazine) en voor hem was Indonesië óók vuil, onbegrijpelijk, inhalig en treurig. In de koloniale traditie is dat een onvoorstelbare manier van schrijven - de koloniaal wist hoe men het Oosten en met name Java diende te vinden (mooi) en welk karakter de Javaan had (het zachtmoedigste ter aarde). Dat is de code waaraan ook de verhalenbundel Droomeiland Java - een boek vol clichés - zich houdt. Die clichés vinden we ook terug in wetenschappelijke studies van de oude stempel.
De postkoloniale zienswijze is wezenlijk anders. In Nederland is Wertheim - die in het Jappenkamp zat, maar toen al grotendeels ook politiek gevormd was - de grondlegger van het onderzoek naar de kolonie vanuit Aziatisch perspectief. Het is in Nederland minder de geschiedschrijving pur sang die zich daarmee bezighoudt, alswel de historische sociologie die in een internationale context werkt. Het zijn auteurs als Rush, Geertz, Brian May, Reid, Anderson, Van Niel, White, Ruth MacVey of Ann Laura Stoler die in Australië, De Verenigde Staten en Engeland het soort studie verrichten zoals dat in Nederland gebeurt door Wertheim, Breman, Sutherland. De laatsten - Nederlanders of werkzaam in Nederland - publiceren veelal in het Engels of in Nederlandse vaktijdschriften en stellen vragen naar samenhangen zoals men ze in Nederland in de populaire geschiedschrijving over de kolonie, zoals die bijvoorbeeld door Lou de Jong wordt bedreven, nooit hoort stellen. De vraag naar het verloop van sociale, demografische of economische veranderingsprocessen zoals die zich voordeden aan de ‘inlanders’ komt buiten vakkringen niet aan de orde, maar is wel essentieel. Waarom bijvoorbeeld vond Daendels op Java de bestuursvorm het dorp uit? Waarom is de karakteristiek feodaal in Indonesië zinledig? Wat betekende trekarbeid in de koloniale tijd, en wat (gedwongen) transmigratie van het ene eiland naar het andere. Hoe ontstond de overbevolking van Java (door de komst van de Nederlandse verpleegsters met een medicijntasje, zijn we geneigd te antwoorden, maar zo simpel is het niet), waarom nam de druk van de vorst op Bali in de koloniale periode zo toe, wat was het voordeel voor de bestuurlijke gang van zaken de dessagemeenschap te betitelen als democratisch en wat hadden de ‘inlanders’ aan ons onderwijs?
Er bestaat in Nederland geen behoorlijk publiekstijdschrift over Indië of Indonesië. Er zijn de heimwee-bladen zoals Moesson of Holland-Indonesia-line en er is Orion dat Indonesië verkoopt aan de Nederlandse toerist die ook graag wat wil weten van land- en volkenkunde, maar vanuit de beschikbare kennis gezien is dat toch allemaal nostalgia en amateurs werk.
Is er een voedingsbodem voor verandering? Ik denk het. Een generatie mensen komt op, die naar de kolonie wil kijken vanuit het Indonesisch perspectief. Soms gaat het daarbij om de jonge kinderen en zelfs de kleinkinderen van de Indischgasten, al dan niet van Indo-Europese afkomst, die primair geïnteresseerd zijn in hun eigen afkomst. Voor en over hun verscheen van Ellemers en Vaillant een beknopt en grondig overzicht van literatuur over Indische Nederlanders en Indische immigranten en hun komst naar Nederland. Het is voor een groot deel uit deze generatie dat de jonge mensen komen die nog wel steeds Indië tot hun terrein kiezen, maar dan als een deel van Azië, wat het is. Voor Indië als rest van ‘tropisch Nederland’ zoals Du Perron de kolonie beschreef, is hun belangstelling minder groot. In hun kennis over onze Aziatische kolonie blijft er echter een grote leemte: tot de wetenschappelijke literatuur heeft niet iedereen toegang, en een blad waarin het historisch, sociologisch en antropologisch onderzoek, dat overal ter wereld wordt gedaan, voor hun ‘vertaald’, wordt, is er niet. Als de reflectie op ons verleden ergens door uitsterft, dan is het door dit ontbreken van een schakel tussen de oude koloniale literatuur en datgene wat nu wel geweten, maar niet verspreid wordt.
■
J.J. Nortier, Acties in de archipel. De intelligence-operaties van Nefis III in de Pacific-oorlog. Wever, 334 p., f 49,50. Jhr. H.F.L.K. van Vreedenburgh, Den Haag antwoordt niet. Herinneringen.
Martinus Nijhoff, 616 p., f 59,50.
René Schafer, Terug naar Fukuoka 14. Krijgsgevangene in Nagasaki. Jan Mets, 176 p., f 27,50.
Jacob Zwaan, Nederlands Indië 1940-1946. Geallieerd intermezzo 15 augustus 1945 - 30 november 1946. De Bataafsche Leeuw, 290 p., f 59,50.
Droomeiland Java. Verhalen uit de verte. Samengesteld en ingeleid door Robert-Henk Zuidinga. Sijthoff, 134 p., f 17,50. J.E. Ellemers en R.E.F. Vaillant, Indische Nederlanders en gerepatrieerden. Coutinho, 158 p., f 27,50.