Mikken op het komische effect
Kleine ongemakken van Ronald Hoeben
Kleine ongemakken door Ronald Hoeben Uitgever: Contact, 123 p., f 18,90
Madelien Tolhuisen
Ronald Hoeben is fotograaf bij de Haagse Post en hij heeft in datzelfde blad bovendien een tijdlang een rubriek jover eten gevuld. Beide onderwerpen - fotografie en lekkere hapjes - vormen, naast allerlei andere zaken uit het dagelijkse leven, de aanleiding tot vele kleine ongemakken in Hoebens bundel Kleine Ongemakken.
‘Schijnbaar eenvoudige zaken, zoals de aanschaf van een bril of geluidsapparatuur blijken in werkelijkheid tot niet geringe problemen te kunnen leiden.’ Zo worden de drieëntwintig verhaaltjes van deze ‘tragikomische’ bundel aangeprezen, en wat mij betreft had deze uitspraak net zo goed achterop Modermismen van Kees van Kooten kunnen staan. Op de achterflap van Modermismen echter staat: ‘het leven anno nu geeft dagelijks aanleiding tot Modermismen. Het wezen van de Humor schuilt in de incongruentie tussen de werkelijkheid zoals zij is en zoals wij haar zouden wensen,’ een uitspraak die precies aansluit bij de inhoud van Kleine Ongemakken.
In Kleine Ongemakken streeft Ronald Hoeben onomwonden het komische effect na, een streven dat in principe mijn volledige instemming heeft. Ik was het van harte eens met Kees van Kooten toen deze vorig jaar in een interview met Muziekkrant Oor verklaarde: ‘Ik zit echt te wachten op de terugkeer van het goede, komische korte verhaal. In de jaren vijftig en zestig had je die boekjes van Knap, van Annie Schmidt, van Bomans en Carmiggelt, er was toen een markt voor, maar tegenwoordig houdt niemand zich er meer mee bezig. Het mikken op het komische effect durft niemand aan.’
Zoals gezegd doet Ronald Hoeben dit wél, en dit levert zo nu en dan heel amusante leesstof op. Ik vind Hoeben op zijn best in hilarische situaties, en het was vooral het eerste verhaal, ‘De bril’, dat bijzonder tot mijn verbeelding sprak. Het begint als volgt: ‘Ik wist precies wat voor een ik er wilde. Het montuur was zwart evenals de glazen, en de poten hadden ter hoogte van de slapen een rijtje metalen ribbels. Ik had de bril gezien in de Muziek Expres en hij rustte op de neus van Roy Orbison.’ Nu geven het hoofd en de bril van Roy Orbison op zich al veel aanleiding tot hilariteit, maar Hoeben doet er nog een paar schepjes bovenop. Als de verteller van zijn tante niet het gewenste Orbison-model krijgt en opgescheept wordt met een kinderachtig jongensbrilletje, besluit hij het heft in eigen hand te nemen. Hij begeeft zich (zonder bril) naar de afdeling Gevonden Voorwerpen op het politiebureau en gaat in grote dozen vol brillen op zoek naar het ‘verloren exemplaar’. ‘De derde doos bevatte De Bril. Een forse fok met stevige poten die op een ingewikkelde manier aan het montuur waren bevestigd. Vergeleken met mijn jongensbrilletje was dit een hoogwaardig stuk technisch gereedschap voor algemene waarneming, met een indrukwekkend gewicht want er zaten zogenaamde dubbelfocusglazen in en in de bocht van de rechterpoot was een zalmkleurig gehoorapparaat aangebracht. Ik zette het geval op mijn neus en moest mij door de optische dreun die mijn ogen kregen gelijk stevig aan de tafel vastgrijpen. “Ja, dit is 'm!” wilde ik zeggen, maar mijn stem ging verloren in een hoog gepiep dat vanachter mijn rechterbrillepoot vandaan kwam en pas ophield nadat ik aan een klein wieltje gedraaid had.’ Hierna trekt Hoeben nog een paar registers open en de situatie wordt er steeds absurder en gezelliger op.
Met dit eerste verhaal heeft Ronald Hoeben helaas meteen zijn beste kruit verschoten.
De andere verhaaltjes in de bundel behandelen weliswaar op tamelijk onderhoudende wijze herkenbare onderwerpen als verbouwingen in huis, het zoeken van de juiste weg in een nieuwbouwwijk, het volgen van een dieet om af te slanken, de voordelen van het ouderwetse radiomeubel en de nadelen van moderne keukenapparatuur, maar de problemen die al deze zaken en situaties opleveren, zijn wat mij betreft niet eigenaardig genoeg om dezelfde robuuste effecten te bereiken als in het eerste verhaal. Ook Hoebens vertrouwd ogende stijl, waarin de komische kanten van de taal zelf niet worden uitgebuit, draagt ertoe bij dat de meeste schetsen blijven steken in vrijblijvend amusement.
Kleine Ongemakken is een van de weinige pogingen van de laatste jaren om zonder reserve het komische na te streven. Zo'n poging verdient het geprezen te worden, maar het resultaat moet het vooralsnog afleggen tegen de onvergetelijke effecten die bereikt werden door de meesters in dit genre.