Een goudmijn voor snuffelaars
De ‘Oxford Companion’ voor Engelse literatuur
The Oxford Companion to English Literature samengesteld door Margaret Drabble Uitgever: Oxford University Press, 1125 p., Importeur: Nilsson & Lamm, f 71,05
Henk romijn meijer
Margaret Drabble
Het is een boek dat je voor je plezier leest, deze door Margaret Drabble zo voorbeeldig herschreven The Oxford Companion to English Literature die oorspronkelijk werd samengesteld door Sir Paul Harvey en in 1932 voor het eerst verscheen. ‘Een zeer geliefd en eigenzinnig boekdeel, ruim van opzet en met enkele meesterlijke samenvattingen, zoals de oude uitgave in de nieuwe staat beschreven. Het is geen wonder dat het boek bij zijn verschijnen in het voorjaar dadelijk een bestseller werd. Waarom heeft Margaret Drabble zichzelf geen plaats gegund op een van de meer dan 1100 bladzijden die bij de tijd zijn aangepast en de heldere stijl van het oorspronkelijke hebben behouden? Als Edna O’Brien en een zoveel mindere schrijfster als Brigid Brophy erin mogen, hoort Margaret Drabble er zelf ook in thuis.
Het boek is een goudmijn aan informatie die je doet beseffen dat je lang niet genoeg snuffelt in het leven. Wat weet je nog weinig en wat is weer veel weggezakt van wat je wist, bijna verdwenen onder de rimpeling van het bewustzijn. Hier staat het weer op een rij, tussen D.H. Lawrence's roman Aaron's Rod en Zwingli, Ulrich, de miskende kerkvader van wie de doorsnee calvinist niet meer dan de naam kent, de Réaumur van de theologie. Waarom is dat toch? The Oxford Companion geeft geen antwoord op die brandende kwestie. Misschien staat Zwingli er in omdat Calvijn er ook in staat: ‘...de invloed van zijn (Calvijn's) ideeën in het Engeland van de 16de en 17de eeuw kan nauwelijks worden overdreven.’
Een gigantisch werk, het herzien en aanpassen van zo'n boek dat zich voorneemt om ‘de nieuwsgierigheid van de gewone lezer’ te bevredigen en wel ‘snel, gemakkelijk en helder’ en deze lezer op weg te helpen naar ‘verdere bronnen van informatie.’ Net als Harveys oorspronkelijke werk, bevat het boek niet alleen informatie over Engelse - en een groot aantal Amerikaanse - schrijvers en hun werk, maar ook over ‘clubs, koffiehuizen, literaire genootschappen, ‘en geeft het een kleine keuze van topografische verwijzingen.’ Het noemt een beperkt aantal ‘drukkers, uitgevers, boekverkopers en kleine uitgeverijen,’ terwijl tot auteurs worden gerekend ‘historici, critici, geleerden en redacteuren.’ Plaats is ingeruimd voor ‘prijzen, tijdschriften, kranten en literaire agenten.’ Verder zijn er definities van literaire, artistieke en intellectuele bewegingen, van ‘Acmeism tot Vorticism, van Existentialism tot New Criticism, van Neo-Classicism tot Structuralism’ en wie wel eens een poging gewaagd heeft om de beginselen van een beweging in een formule onder te brengen weet hoe moeilijk dat is. De definitie is vaak meer een beschrijving. Vorticism staat bijvoorbeeld te boek als ‘een agressieve literaire en artistieke beweging die bloeide van 1912 tot 1915’ en ‘geweld, energie en de machine’ vereerde. Wie de twee nummers van het door Wyndham Lewis geredigeerde en niet lang geleden in de Sparrow Press herdrukte Blast kent, weet dat de agressieve energie daarin heel wat duidelijker is dan de geformuleerde doelstellingen. Over het Imagism schrijft Margaret Drabble terecht: ‘Het is gemakkelijker om de karakteristieke voortbrengselen van de beweging te herkennen dan de theorieën ervan te omschrijven.’ Bij Modernism is, zoals te verwachten, nog minder sprake van een definitie. Het is een
‘overkoepelende term voor een aantal tendenzen in de kunsten die van overwegend belang waren in de eerste helft van de twintigste eeuw,’ een term die de namen oproept van Eliot, Pound, Joyce, Woolf en vele anderen. Het is een beetje een doe-het-zelf term geworden: Modernism is wat je er van maakt. Bij de beschrijving van Realism zocht ik vergeefs naar René Welleks ‘Concept of Realism’. Het is een beetje gek dat een boek dat griezels als Lacan en Derrida wel noemt, de oude Wellek gewoon weglaat. De mode slaat toe, ook in het naslag wezen.