Kritiek op Karel
Ten Braven
De trouwe volgelingen van Karel van het Reve lijken het moeilijk te hebben met zijn jongste werk over de Russische literatuurgeschiedenis. Enerzijds is dat tomaatrode boek door een fan uitgeroepen tot het beste wat er ooit, in enig land is geschreven, maar dat soort adoratie nemen de ware adepten natuurlijk niet serieus. Treffender is de reactie van een aantal onverbiddelijke aanhangers als Kees Verheul, Rudy Kousbroek en Piet Grijs, die het boek wel op fundamentele punten aanvallen maar die kritiek zorgvuldig omzwachtelen met bewonderende exclamaties over Karels talenten in het algemeen, alsof zij bang zijn hun held pijn te doen.
Nu behoor ik zelf al jaren tot Reves supportersclub, maar ik ben, denk ik, zijn beste discipel door mijn bezwaren frontaal te ontvouwen, zonder ze te omkoesteren met fluwelen bewondering.
Welnu, wat ik op die Geschiedenis van de Russische literatuur tegen heb is simpelweg het feit dat vrijwel alles wat erin staat, gemist zou kunnen worden en dat ongeveer alles wat erin zou moeten staan, ontbreekt.
Het uitgangspunt dat een literatuurgeschiedenis de geschiedenis van grote mannen (lees: mensen) zou zijn (p. 10), is al dadelijk vrij bizar. Een literatuurgeschiedenis (‘het woord zegt het al’ - om het dommere broertje te citeren) is de geschiedenis van literaire werken, en daar dan uiteraard de voornaamste van. Die hele biografische anekdotiek waar het boek stijf van staat, levert smeuïge lectuur op, maar Van het Reve zal de eerste zijn om toe te geven dat al die levensverhalen niets bijdragen tot de betere kennis van de literatuur zelf, en daar gaat het toch om.
Wonderlijk is nog dat de befaamde Huizinga-lezer er destijds in de Leidse Pieterskerk voor pleitte de literatuurwetenschap de reden te laten onderzoeken waarom het ene werk mooier is dan het andere. Hier zou voor VhR dus de gouden kans hebben gelegen die wetenschappelijke taak te vervullen en zijn eigen voorkeuren zo duidelijk mogelijk te verklaren. Ik had dolgraag het boek gelezen waarin deze schrijver zou uitleggen waarom in zijn ogen bepaalde Russische boeken mooier zijn dan andere, die hij dan ook rustig had kunnen overslaan.
Wat een opsteker voor een terecht normatieve, bewonderende literatuurwetenschap zou dat geweest zijn! Maar in zijn inleiding zet de auteur al dadelijk uiteen dat hij die mogelijkheid laat liggen. Als een brave VVV-gids wil hij alle gebouwen aan wij zen die tot de ‘voornaamste bezienswaardigheden’ behoren, zelfs die ‘waar ik zelf niet veel aan vind’ (p. 12). Zo verwaarloost het boek zijn primaire taak: de afbakening van zijn eigen onderwerp. Het begrip literatuur duidt immers de verzameling aan van werken die de moeite waard zijn. En die waarde kan pas worden vastgesteld als iemand, keurend op basis van goede smaak, die werken leest en er zijn oordeel over geeft. Wie dat oordeel niet als onderscheidend criterium hanteert, kan zijn terrein niet afgrenzen en degradeert het begrip literatuur tot een waardevrije verzameling boeken, alleen - in dit geval - chronologisch ingeperkt tussen de jaartallen 1000 en 1904. Maar natuurlijk is dat ook Karels literatuurbegrip niet.
Het allergekste is wel het uitgangspunt, dat al op pagina 6 wordt geformuleerd: De geschiedschrijver van de literatuur hoeft zich niet bezig te houden met de vraag wat er eigenlijk staat. Dat is het vanouds bekende antiinterpretatiestandpunt. Van het Reve ontvouwt het weer eens met verve: als Tolstoj zelf niet in staat is duidelijk te maken waar Oorlog en vrede over gaat, waarom zou tekstverklaarder Jansen dat dan wel kunnen?
‘De tekst ligt er immers en iedereen kan hem lezen’ - daar komt deze stellingname op neer. Maar dat is een gruwelijk misverstand. Wat er op tafel of in de boekhandel ligt is niet het literaire werk maar het drukwerk. Het kunstwerk zelf (noem het ‘esthetisch object’ of what have you) ontstaat pas tijdens de lectuur; dat is het geheel van voorstellingen en indrukken die de letters op papier in het hoofd van de lezer oproepen, en dat dan nog tijdens het verloop van een flink stuk tijd.
Waarom zou daarover - over die opgeroepen beelden met al hun associaties - verder niets te vertellen zijn? Steeds nieuwe en vaak boeiende verslagen van hoogst individuele leesavonturen rollen dan ook van de persen, vullen steeds meer nieuwe tijdschriften en verruimen het betekenisveld van de literatuur. Literaire werken die niet op deze wijze benaderd en beschreven worden, verschralen tot hun bibliografische vermelding in een bibliotheekcatalogus en sterven langzaam af.
In tegenstelling tot wat Karel van het Reve voorgeeft te denken, bestaat er geen regel (Russische) literatuur zonder interpretatie. Neem de simpele versregel waarmee Neeltje Maria Min destijds in één klap haar roem vestigde: ‘Voor wie ik liefheb wil ik heten’. Ik heb persoonlijk een lezing van drie kwartier bijgewoond waarin de hooggeleerde Maatje betoogde dat dit vers ook gelezen kan worden als: ‘ik wil graag “voor wie ik liefheb” genoemd worden’; de eerste vier woorden dus als naamwoordelijk deel van het gezegde bij ‘heten’ als koppelwerkwoord. Door deze interpretatie wordt de zin inderdaad grammaticaler - zij het ook onzinniger - dan met een zelfstandig werkwoord heten.
Zo is er aan elke tekst regel voor regel van alles te ontdekken. Dat is de zin van alle leesverslagen en essays, die vervolgens van tijd tot tijd worden bijgezet in een nieuwe literatuurgeschiedenis. Door de ontkenning van dit proces ondergraaft VhR de bestaansmogelijkheid van zijn eigen boek. Multatuli zag die noodzaak een ruime eeuw geleden al heel goed in, hoezeer hij ook de pest had aan ‘litterarische specialiteiten’. In een brief aan Vosmaer van 17 oktober 1874 schrijft hij over commentaren: ‘Men zoekt in zulken arbeid gewoonlijk tevergeefs wat wél hoofdzaak is: de toelichting van 't geheel, onderwijs in't genieten (...)’
Nu kan men mij tegenwerpen dat auteur Karel in weerwil van zijn eigen inleiding wel degelijk alle mogelijke leesverslagen (dus interpretaties) geeft van de boeken die hij behandelt. En dat is zo, maar ook dan vertelt hij toch in hoofdzaak wat niet nodig is en laat weg wat we het liefst hadden willen horen. Daarover dus een volgende keer.
■