Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Neropolis door Hubert Monteilhet Vertaling Frans de Haan, Annelies Konijnenbelt, Rosalie Siblesz en Tess Visser Uitgever: Bert Bakker, 799 p., f 49,90 (gebonden f 69,90)
| |
Onvoorstelbare kennisDeze samenvatting doet het boek onrecht, dat spreekt voor zich. Dit is slechts het karkas waaromheen Monteilhet zijn verhaal weeft, vol uitweidingen over gladiatorengevechten, maaltijden, homoseksualiteit, Romeinse en christelijke godsdienst, slavernij. Er kan in Rome in deze jaren geen scheet gelaten zijn of Monteilhet heeft eraan geroken. Alles, werkelijk alles komt aan bod, al moet gezegd dat de schrijver een voorkeur voor het scabreuze, het grove en het seksuele heeft. Maar waarom niet, te meer daar de informatie die Monteilhet geeft, voor zover ik kan nagaan, juist is. Wie dus iets over het dagelijks leven in het Rome ten tijde van Nero wil weten, moet Neropolis direct aanschaffen. Maar in zijn informatieve kracht zit tevens de literaire zwakte van het boek. Als ik de voor de hand liggende vergelijking met De naam van de roos mag maken: ook daarin wordt heel wat (al is het lang niet zo veel) verteld over het leven in de middeleeuwen; ook daarin staan vele theologisch-filosofische passages. Maar deze en andere uitweidingen worden door een strakke lijn gedragen, die van de detective, van de spanning. Ik herinner me nog goed de roes waarin ik dat boek gelezen heb, ergens in een hotelletje in de Sierra Nevada in de winter van 1983-1984. Het was koud, ik lag onder de dekens en kon niet ophouden. Ik moest weten wie het gedaan had en de laatste avond hield ik het niet meer uit. Honderd pagina's of zo voor het eind begon ik te bladeren. De ontknoping, de ontknoping... Die spanning heeft Neropolis beslist niet. Kon je De naam van de roos nog lezen met voorbijgaan aan de filosofische passages, van dit boek blijft niet veel over als je deze versiering eraf trekt. Het drama is te zwak om het verhaal te kunnen dragen, veel te zwak zelfs. Zijn de historische en filosofische passages dan sterk genoeg om Neropolis met zoveel gejuich te ontvangen? Ik aarzel. Monteilhet heeft een onvoorstelbare kennis van de antieke geschiedenis. Hij is bovendien een meester in de erotiek waardoor er in dit boek talloze beschrijvingen staan die zonder kriebel in de onderbuik niet te lezen zijn. Er staan ook talloze passages in de roman die uiterst amusant zijn, het moment bijvoorbeeld dat Kaeso ingewijd wordt in de christelijke godsdienst. Dat gebeurt in de latrines, begeleid door enige anale geluiden van de apostelen Paulus en Lucas. Dat beeld contrasteert te sterk met de belegen en zoetsappige opvatting om niet op de lachspieren te werken. Zo zijn er talloze anekdotes. En toch... Die laatste vraag was eigenlijk verkeerd gesteld en had moeten luiden: kunnen historische en filosofische passages sterk genoeg zijn om een literair werk te dragen? Daarmee zit ik midden in de problematiek waar het om gaat: die van de historische roman. Honderdvijftig jaar geleden sneed Victor Hugo in een recensie van Quentin Durward van Walter Scott een vergelijkbaar probleem aan. Hugo prees Scott omdat hij een ‘buigzame en solide geest (is) die als zachte was de kenmerken van iedere eeuw en ieder land in zich opneemt en als onverwoestbaar brons voor het nageslacht bewaart.’ Maar, zo vervolgt hij zijn lofprijzing die niet voor niets gepubliceerd werd in La muse française, het tijdschrift van de jonge (= romantische) generatie, ‘na de schilderachtige en prozaïsche roman van Scott is het aan ons om een ander soort roman te scheppen die mooier en vollediger is. Dat is de roman die tegelijkertijd drama en heldendicht zal zijn: schilderachtig maar poëtisch; reëel maar ideaal; waar maar groots. Daar zullen Scott en Homerus versmelten.’ Hugo houdt hier een pleidooi voor de verbeelding, om maar eens dat moderne en o zo romantische begrip te gebruiken. Hij plaatst die verbeelding tegenover de ‘werkelijkheid’, tegenover datgene wat de schrijver kan waarnemen. Zijn literatuur wil ‘poëtisch, ideaal en groots’ zijn en gaat daarom verder dan die van Scott die ‘schilderachtig, reëel en waar’ is. Het negentiende-eeuwse conflict tussen romantiek en realisme zit hier in een notedop en het is evident waar de moderne literatuur de meeste affiniteit mee heeft. De laatste keer dat de realistische variant zich in het Westen (!) als serieus alternatief aandiende, is toch al weer zo'n vijftig jaar geleden toen de geschiedenis met donderend geraas de huiskamer binnenkwam en zelfs de meest esthetische schrijvers inzagen dat je niet voor alles de ogen kon sluiten om te reizen in de geest. Er is geen genre dat door de emigranten-schrijvers zo intensief beoefend werd als het historische: de historische roman was het literaire antwoord op een verbijsterende realiteit. Ludwig Marcuse werkte aan een roman over Ignatius van Loyola, Heinrich Mann schreef in de emigratie zijn meesterwerk over Henri IV, Thomas over Josef en zijn broers en dr. Faustus, Klaus Mann over Tsjaikovski. Feuchtwanger schreef natuurlijk historische romans, Döblin wierp zich op als verdediger ervan, Broch werkte aan zijn boek over de dood van Vergilius, Bruno Frank aan een roman over Cervantes. Hermann Kersten verdiepte zich in de tijd van Isabella en Ferdinand, Valerie Marcu in die van Machiavelli, Stefan Zweig ging terug naar Erasmus en Gustav Regler naar de boerenoorlogen (de voorkeur voor de zestiende eeuw is overigens opvallend!). Toen ik Neropolis gelezen had, ben ik naar De Slegte gelopen en heb het oude meesterwerk van Sienkiewics gekocht dat me slechts uit die slaapverwekkende film bekend was. Quo vadis? Dat is eveneens een knap boek en dramatisch sterker dan Neropolis. Sienkiewics kreeg er niet voor niets de Nobelprijs voor. Maar waarom, zo vraag je je af, dan nog een boek over diezelfde historische gebeurtenissen? Wat moet je daarmee als het niet iets totaal nieuws brengt, als het niet op iedere pagina, in iedere letter het stempel van een schrijver draagt die mij van iets wil overtuigen, die mij iets wil laten zien dat volgens hem zo belangrijk is dat ik er niet aan voorbij mag gaan? De historische roman kan een scharnierfunctie vervullen in een koerswijziging in de literatuur. Maar dan moet die historische roman wel op iedere papiervezel roman zijn en dat wil zoveel zeggen als: leiden naar de markt waar alle literatuur ons naartoe brengt. Literatuur is geen geschiedschrijving, hoezeer die beide elkaar ook kunnen naderen. En als het goed is onderscheidt de historische roman zich in niets van de andere ‘genres’, hoogstens in de omweg die er gekozen wordt. En als die omweg ons alleen maar dieper het verleden in brengt, dan kan de tocht boeiend zijn en knap uitgezet, maar dan is hij uiteindelijk tevergeefs. ■ |
|