Palingen
Hav heette toen enige tijd Malaya Yalta - Klein Yalta - en Tolstoj liet zich een verblijf daar niet ontgaan. Steeds geweldloos ging Hav van hand tot hand, de Fransen, de Italianen, de Duitsers en net als vroeger, toen Venetië het in de haven van Hav voor het zeggen had en de Chinezen het geldverkeer van de stad regelden, gingen al die nationaliteiten in vanzelfsprekend geëerbiedigde vreedzaamheid met elkaar om. Diaghilev verbleef in Hav, Nijinsky danste op zijn eentje in het avondlicht aan de haven, Hemingway leek er toen hij eens langskwam niet weg te slaan. Freud zette in Hav het onderzoek voort dat hij in Triëst met achterlating van vierhonderd kapot gesneden palingen had laten liggen. Probeer het eens met de aal van Hav, had iemand hem geadviseerd, het water is daar zouter. Maar ook de gedurende een verblijf van zes weken in Hav gedetermineerde palingen - het waren er deze keer tweehonderd - leverden Freud niet het gezochte resultaat. Hij kon tot geen andere conclusie komen: een aal had geen testikels. Morris laat niet na Ernest Jones, de biograaf van Freud, te citeren waar deze wijst op het curieuze karakter van deze ‘failure’, zeker nu het hier de uitvinder van het castratie-complex betreft.
Hardnekkige geruchten beweren dat Hitler ooit incognito in Hav was, maar zelfs de oud-SS'er die Morris op zekere dag tegen het lijf loopt twijfelt aan dat verhaal. De ooit uit Vietnam gedeserteerde Amerikaan die de godganse dag aan de haven Dylan-deuntjes tokkelt op zijn gitaar is vermoedelijk de enige die zich er nog nooit het hoofd over heeft gebroken. Met de twee Russische jongens die uit Afganistan wisten te ontkomen kan hij het trouwens uitstekend vinden.
De plattegrond van Hav, voorin het boek, laat stilzwijgend het vindingrijk georganiseerde cosmopolitische karakter van de stad zien. Er blijkt een Hav te zijn en een New Hav. Het oude Hav vertoont sterke Arabische invloeden, bijvoorbeeld dankzij de Straat van de Vier Nomaden die dwars door de Medina loopt maar ook ligt daar, aan de andere kant van de Boulevard Cetinje - ooit zo genoemd door de Russen van witte zijde - het Huis van de Chinese Meester, het schitterendste staaltje van Chinese architectuur ten westen van de Gobi-woestijn. Italiaanse invloeden zijn vooral aan de havenkant waarneembaar: Fondaco di Cina, Lazaretto, San Pietro. Het nieuwe Hav dateert uit de dagen dat de stad onder internationaal protectoraat stond. In het midden ligt het Place des Nations en daar omheen - denk even aan Place l'Etoile en de omliggende straten en buurten - zijn het voormalige Italiaanse, Franse en Duitse kwartier gelegen: Casa Friuli, Residenz Strasse, Avenue de France, Unter den Südlinden, Café München, Hotel Bristol, Maison de Culture, de Schiller Fontein, allemaal op geringe loopafstand van elkaar.
Herhaaldelijk schrijft Morris in haar brieven dat Hav haar, wanneer ze door haar straten dwaalt, voortdurend doet denken aan andere plaatsen waar ze wel eens is geweest en die dierbaar worden herinnerd. Het is een sensatie die elke reiziger kent en elke schrijver van reisverhalen wel eens heeft vastgelegd. Hier is de constatering een onderstreping van de elegante dans die Jan Morris met het genre uitvoert. Dat gebeurt in de zeer zorgvuldige stijl die daarbij hoort en nergens ontspoort in die van een gemakkelijke pastiche. Niet degene die Hav heeft bedacht is de hoofdpersoon van deze correspondentie, het is de bedachte stad, tot in de kleinste bedachte details - van de alleen daar groeiende sneeuwaardbei tot de jaarlijkse dakenwedloop - serieus genomen.
‘Last Letters from Hav’ is een compendium van het reisgevoel, een allegorie van ervaringen die niet alleen naar vreemde streken voeren maar ook trekken door de tijd die de geschiedenis voor zich opeist. In strikte zin is de beschrijving van Hav fictie en toch vertelt het boek - ook in strikte zin - geen verhaal. Het gaat evenmin om ideeën in ‘Last Letters from Hav’ - er is in het boek geen moraal of boodschap verstopt. Morris heeft met Hav laten zien wat een ongelooflijke energiecentrale de geschiedenis is. Daarvan is de stad het model.
Als ze al iets in haar boek verstopte dan zijn het de ervaringen die ze opdeed bij het ontstaan van haar vorige werk. Jan Morris - voor haar transseksuele zielsverhuizing in het begin van de jaren zeventig nog James Morris geheten - schreef eerder boeken over Spanje, Venetië en Oxford, naast de indrukwekkende historische trilogie ‘Pax Brittannica’, die de opkomst en neergang van het Britse imperium beschrijft. Wie haar werk kent, komt voortdurend verholen reflecties tegen uit de boeken die ik net noemde. In ‘Conundrum’ beschreef Morris wat haar deed besluiten een transseksuele ingreep te ondergaan en ook dat niet onbelangrijke autobiografische detail kreeg in Freuds excentrieke paling-avontuur, hoe grof het wellicht samengevat lijkt, te Hav zijn spiegeling.
Het lichte gekir, waartoe de auteur zich sindsdien af en toe laat verleiden - de reisstukken in haar bundel ‘Destinations’ uit 1980 hadden daaronder ernstig te lijden - is daarmee al even openbaar en geestig tot bedaren gebracht.
Nu eens opletten of ‘Last Letters from Hav’ een kans maakt op de Booker Prize.
■