Humeuren & Temperamenten
Geilheid
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Bevrediging valt niet af te dwingen. In de Encyclopaedia Britannica staat, las ik, dat moderne seksuologen het masturberen aanprijzen. Het heeft, beweren ze, een kalmerende uitwerking. De spanning wordt erdoor ontladen. Niets is minder waar. Je wordt er alleen maar geiler van.
Als je hoofd eenmaal naar datgene staat wat ik hier niet verder uit de doeken wil doen, maar wat in elk geval neerkomt op de tamelijk kleinschalige onmoeting van een beperkt aantal menselijke onderdelen met geen enkele andere bedoeling dan zich door een al even beperkt aantal bewegingen een tijdlang aan de maatschappelijke ontwikkelingen te onttrekken, ben je aan de heidenen overgeleverd. Niet alleen masturbatie maar elk erotisch contact, elke erotische afbeelding, elke erotische toespeling, elke handeling, elke ontlading werkt dan als een aperitief; je serieuze trek wordt er groter van. Door de kleinschaligheid van je blikveld is het juist zo obsederend, de beperktheid van zowel de onderdelen als de bewegingen accentueert alleen maar de oneindige herhaalbaarheid ervan, en de nutteloosheid van dit alles binnen de woelingen van de tijd maakt het, tenslotte, des te verslavender.
Het brandt achter je ogen. Je lichaam rilt. Je hoopt dat niemand die grote, natte, hijgende tong in je hersenpan ziet. Je gaat voornoemde menselijke onderdelen ontwaren in alles wat zich aan je voordoet. Rusteloos ren je in het rond. Geen deurkruk, geen brievenbus of hij hitst je op. Je kijkt de mensen op straat verwilderd aan. Je voelt je of er stoom uit je neusvleugels komt en je, bij wijze van extravagant hoofddeksel, een gigantische lui op je hoofd hebt gezet. De mensen zien toch niets vreemds aan je? Je ziet wel iets vreemds aan de mensen. Hier staat iemand onverschillig in een etalage te kijken, daarginds koopt iemand bij een kiosk een krant en een derde keuvelt wat met een vierde. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat ze niet precies hetzelfde denken als jij? Dat ze met zulke alledaagse, kleurloze dingen in de weer zijn? Het verbijstert je dat ze ook maar een seconde het enige wat er in een mensenleven toe doet, en wat jou van top tot teen in zijn macht heeft, uit hun gedachten weten te bannen. Ze trekken een gezicht of ze aan hun werk of hun bankrekening denken, hun tred lijkt wel naar een kantoor of iets anders onbenulligs onderweg. Heel even komt het je, in je hitsigheid, voor dat ze elkaar de kleren van het lijf rukken, rokken worden opgetild, pantalons vliegen door de lucht, en de wereld is één grote neukpartij. Iedereen bespringt elkaar. Binnen de kortste keren is het plaveisel een glijbaan van vocht, bloed en sperma. Dan wrijf je langs je ogen en het visioen is verdwenen. Een vale verschijning duwt je, in zijn haast, nors opzij. Daarginds, op een bank, toont een groepje vrouwen voor niets anders belangstelling dan voor hun breiwerk. De wereld rondom je leeft op een andere golflengte. Voor jou bestaat er maar één ding wat de mens als voornaamste kan bezighouden. En als op een na voornaamste. En als op twee na voornaamste. En als op honderd na voornaamste. Toch is het juist dat waaraan niemand lijkt te
denken. Hoe zonderling. Hoe kil.
Je leeft heviger, maar voelt je ook hopeloos overbodig. Ineens, door iets wat geen erotiek of moderne seksuoloog kan verklaren, door een vallend blad of een loszittende stoeptegel, is het weg.
■