Een karig maal in een koude keuken
De dienstbode, een uitgestorven beroep
Kaatje, ben je boven? Leven en werken van dienstbodes door Barbara Henkes & Hanneke Oosterhof Uitgever: SUN, 192 p., f 28,50
Aukje Holtrop
Dienstbodes met strijkplank in de tuin, ca. 1910
Sommige beroepen zijn allang opgeheven, maar spreken desondanks zo tot de verbeelding dat ze hoogst actueel lijken. Dienstbode is zo'n beroep. Ik denk niet dat er nu nog veel vrouwen zijn die lange dagen in dienst van een mevrouw werken en zo'n laag loon verdienen dat het eigenlijk moderne slavinnen zijn. Toch weet ik zoveel van dienstbodes af alsof ze nog elke dag over straat gaan, me de deur opendoen als ik ergens op visite ga en boven op zolder een slaapkamertje hebben. Kaatje, ben je boven?, een boek over leven en werken van Nederlandse dienstbodes van Barbara Henkes en Hanneke Oosterhof, gaf me datzelfde gevoel van herkenning. De schrijfsters hebben naar aanleiding van een tentoonstelling in 1981 over dit onderwerp, met tientallen voormalige dienstbodes gepraat, over hoe dat vroeger was: op je twaalfde een eerste dienstje zoeken en daar soms je hele leven mee doorgaan. Ze beschrijven de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden, de manier waarop dienstbodes en werkgeefsters aan elkaar kwamen (soms na een bodenbesteedster, ook al zo'n uitgestorven beroep), de soorten werk die de meisjes moesten doen, de vakbond en de opleiding, of liever gezegd de cursussen die er hier en daar waren voor dienstmeisjes. En, het spannendste deel van het boek: de verhouding tussen de dienstmeisjes en het gezin en vooral de mevrouw bij wie de meisjes werkten.
De dienstbode vormt nog steeds een vertrouwd beeld en ik denk dat dat door de televisie komt waarop dienstmeisjes vaak te zien zijn, hetzij als vriendelijke dikkerds die de huishouding verzorgden, hetzij als onnozele, maar grappige hulpjes die een leuk schortje voor hebben en de huishouding in het honderd laten lopen. En soms spelen ze hoofdrollen, zoals in de serie Upstairs Downstairs van een paar jaar geleden.
In het boek wordt de nadruk vooral gelegd op de zwarte kanten van het vak: het harde werk, de vernederingen, de hooghartige manieren van mevrouwen die zelf hun rust wel namen en kleine meisjes voor zich lieten ploeteren. De verhoudingen waren soms zo dat zo'n meisje een soort levende huishoudmachine was die met karig voedsel onderhouden werd en heel best alleen in een koude keuken kon verblijven. Hoe vernederend die meisjes dat vonden komt - terecht - uitgebreid ter sprake en ik denk dat dat des te meer stak
[vervolg op pagina 13]