Een laconieke en een neutrale stijl
Verhalen van Nelly Heykamp, roman van Mischa de Vreede
De stenenzoeker Verhalen door Nelly Heykamp Uitgever: De Arbeiderspers, 208 p., f 29,50
Bevroren door Mischa de Vreede Uitgever: De Arbeiderspers, 161 p., f 24,50
Madeuen Tolhuisen
Nelly Heykamp debuteerde vorig jaar met de verhalenbundel Onttroning. Het merendeel van de verhalen in deze bundel had het streng gereformeerde milieu tot onderwerp en het was vooral de overheersing van deze overbekende thematiek (Maarten 't Hart, Jan Wolkers) die het weldadige effect van haar zorgvuldige stijl enigszins afzwakte.
Uit de Literaire Boekengids, die de CPNB vorig jaar speciaal naar aanleiding van de ‘debutantengolf’ liet verschijnen, blijkt dat Nelly Heykamp zelf ook enige kritiek heeft op de samenstelling van haar debuutbundel: ‘Door een misverstand tussen twee afdelingen op de uitgeverij zijn er een paar verhalen in het boek gekomen die ik er liever niet in had willen hebben en waarvan we ook hadden afgesproken dat ze er niet in zouden komen. Achteraf vind ik het jammer dat min of meer afgeronde fragmenten die ik van plan was voor een groter geheel te gebruiken, er tóch in zijn gekomen...’ Mogelijk had ook zij bezwaar tegen de overdaad aan ‘gereformeerde jeugd’ in Onttroning.
Hoe dit ook zij, in De stenenzoeker, de nieuwe verhalenbundel van Nelly Heykamp, heeft zij (zoals de achterflap reeds vermeldt) ‘haar scala aanzienlijk verbreed’.
Nog maar in twee van de acht verhalen ondervinden kinderen direct last van de gevolgen van de Reformatie. Deze verhalen onderscheiden zich dan ook meteen van de rest doordat hierin uitdrukkelijk wordt nagelaten te handelen terwijl de personages in de overige verhalen het heft in eigen handen nemen, tot actie overgaan, ‘een daad stellen’. In een van de twee ‘gereformeerde verhalen’, ‘De zeilers’, kijken we op een zondagmiddag samen met een aantal in witte jurkjes gestoken schoolmeisjes ademloos en machteloos toe hoe het slapende hoofd van een goddeloze man in een op drift geraakt zeilbootje door Nelly Heykamp feilloos naar de uitstekende punt van een pijler wordt gestuurd. De meisjes grijpen en masse niet in: ze kunnen daar toch niet op zondagmiddag een beetje gaan staan springen en schreeuwen om die man te waarschuwen? Bovendien, alleen slechte mannen gaan op zondagmiddag zeilen. De gevolgen van de zwijgzaamheid van de meisjes zijn fataal voor de roekeloze zeiler en als de man onder water verdwenen is, geven zij nog geen kik, ‘overtuigd van de betekenis van wat ze hadden gezien. Er was er maar een die dat zo precies kon hebben gedaan. Nooit hadden ze Gods Hand waarover ze al zoveel hadden gehoord van zo dichtbij aan het werk gezien’.
Hoewel Nelly Heykamp de spanning in ‘De zeilers’ volgens de regels weet op te voeren en hoewel zij in haar toon een aangenaam mengsel van betrokkenheid bij de problematiek en ironische afstand weet te bewerkstelligen, geef ik toch de voorkeur aan een paar van de verhalen waarin God geen hoofdrol speelt.
Het beste verhaal vond ik ‘De stenenzoeker’, het laatste verhaal in de bundel en tevens het verhaal waaraan het boek zijn titel ontleent. Petrus Kreike, aardrijkskundeleraar tegen wil en dank, was lang voor zijn pensioen begonnen aan het verzamelen van stenen omdat deze voor hem onsterfelijkheid en onaantastbaarheid vertegenwoordigden. Het waren precies deze eigenschappen die hij tijdens zijn leven, door het verrichten van heldendaden of door andere onvergetelijke ondernemingen, voor zichzelf had willen verwerven. Nu hier niets van terecht was gekomen, nu hij in een onbetekenend dorp tot aan zijn pensioen aardrijkskundeles had gegeven en bovendien niet begrepen werd door vrouw en kinderen, zocht hij troost in zijn verzameling stenen, die gestaag groeide doordat hij iedere vakantie op zoek ging naar nieuwe exemplaren. Zo onderneemt hij ook nu weer, inmiddels de zeventig gepasseerd, een reis naar de Zwitserse bergen. Een verschil met zijn vorige reizen is dat hij voor het eerst een vriend heeft meegenomen, weliswaar niet in het echt maar dan toch in zijn hoofd, iemand die hem zou begrijpen, een Schot die hij op de televisie had gezien en die de slag bij Arnhem overleefd had maar desondanks bitter gestemd was: ‘Tijdens de oorlog waren we allemaal gelijk, allemaal helden. Nu zijn de mannen die zijn gestorven de echte helden van Arnhem. Zij liggen begraven op het erekerkhof. Wij, die het hebben overleefd, tellen niet meer. Ik zal worden begraven op een gewoon burgerkerkhof, in een gewoon graf met alleen mijn naam op de steen en vervolgens zal ik vergeten worden. Zij niet. Zij zullen voor eeuwig de helden van Arnhem zijn.’
Alleen helden zijn onsterfelijk, maar je wordt pas na je dood tot held gebombardeerd. Petrus Kreike weet het nog niet, maar eenzelfde lot staat hem te wachten...
Ook in het eerste verhaal, ‘Zimmer frei’, wordt veel belang gehecht aan heldendom. In dit verhaal draait het onder andere om de zin voor avontuur bij Liesbeth en haar twee vriendjes Johan en Richard. ‘Richard was anders, niet alleen anders dan Johan, maar anders dan alle anderen. Zijn vader was in de oorlog verdronken met de vissersboot die hem naar Engeland zou brengen. Door een pijnlijk gebrek aan heldhaftig verleden was hij van lieverlede dorpsheld geworden.’
De oorlog is nog niet lang voorbij en de kinderen hebben klakkeloos de wraakzucht van hun ouders overgenomen ten opzichte van alles wat Duits is. Als een dikke Duitser hun strand betreedt, wordt dan ook al snel tot een vernietigende actie overgegaan. Toen zij hun daad eenmaal gesteld hadden, leek de weg terug ‘korter dan de heenweg. Ditmaal letten ze niet op de bodem, onkwetsbaar als helden. “Jammer dat wij nog te klein waren in de oorlog.” “We zouden die moffen wel even een poepje laten ruiken.”’
Een deel van de kracht van deze verhalen is gelegen in de stijl die Nelly Heykamp hanteert. Haar taalgebruik is direct en laconiek en er wordt geen ruimte gegeven aan psychologische verklaringen of emotionele uitweidingen. Dit ‘gemis’ wordt echter ruimschoots vergoed door de concrete beelden en details die meer dan genoeg achtergrond suggereren en die een situatie op effectieve wijze tot leven weten te brengen. Toch staan er ook verhalen in De stenenzoeker waarin het vakmanschap van Nelly Heykamp (wat mij betreft) niet opweegt tegen de te weinig doorleefde problematiek, waardoor zo'n verhaal te veel op het anekdotische vlak blijft. Een voorbeeld hiervan vormt het tweede verhaal, ‘Glas’, waarin een geheime groepering burgers eigenhandig gaat optreden tegen de overlast die het verkeer hun bezorgt. In het begin van dit verhaal wordt de nieuwsgierigheid nog wel opgewekt omdat het dan nog niet duidelijk is waarover zo driftig vergaderd wordt en waartegen men actie gaat ondernemen. Maar als dat eenmaal onthuld is, wordt het verhaal voorspelbaar, soms een beetje melig, en krijgt het verdere verloop iets van een opsomming. Het verhaal is naar mijn idee ook niet ronduit satirisch (als reactie op de burgerwacht in bijvoorbeeld Amsterdam) zodat het enigszins in het luchtledige blijft hangen.
Maar dit soort verhalen is in de minderheid en de meeste verhalen van De stenenzoeker ontstijgen met gemak de anekdote. Als je daaraan de aangename, zelfverzekerde stijl van Nelly Heykamp toevoegt, de vaak scherpzinnige beelden die een sfeer bepalen, en haar onderhuidse ironie, dan kun je er niet omheen dat zij met haar tweede verhalenbundel de belofte die haar debuut inhield heeft waargemaakt.