Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Macht als onmacht. vrouwen, mannen, moraal (twee delen) door Marilyn French Vertaling: Piet Verhagen Uitgever: Meulenhoff, 969 p., f 39,50 per deel
| |
Moeders als ‘vaten’Een van French' stellingen is dat vrouwen in patriarchale samenlevingen zelfs het vermogen tot voortplanten ontzegd wordt. Vaders worden als de ware ouders beschouwd, moeders slechts als de ‘vaten’ waarin het mannelijk zaad ontkiemde. Volgens French heeft deze opvatting in Europa tot in de negentiende eeuw stand gehouden: ‘De bijdrage die de vrouw leverde aan het kind (...), het eitje, werd pas in 1827 onder een microscoop geobserveerd: niemand was ooit op dat idee gekomen.’ Een zwarte dag voor de mannen, uiteraard: ‘Na die ontdekking zagen mannen zich gedwongen toe te geven wat iedereen had kunnen raden en wat in vele gevallen voor beiden zichtbaar was - dat beide ouders eigenschappen meegeven aan het kind.’ Vrouwen hadden al die tijd overigens wel beter geweten: ‘(...) wat zouden haar gedachten zijn geweest als zij naar haar kind keek en er haar eigen ogen of mond in zag, haar eigen kleur haar, als zij er haar eigen stem in hoorde? Zij dacht wat zij dacht en hield haar gedachten voor zich en voelde zich een beetje een rebel.’ Als zij zich dat inderdaad voelde, dan was zij even slecht voorgelicht als Marilyn French: in werkelijkheid werd er namelijk al sinds de tijd van Karel de Grote vanuitgegaan dat mannen en vrouwen beiden over zaad beschikten. En sinds 1632 werd het zogenaamde ‘blaasje van de Graaf’ voor de eicel aangezien. Natuurlijk bestaat French' geschied- | |
[pagina 11]
| |
schrijving niet louter uit dergelijke ontsporingen. In grote lijnen is haar visie waarschijnlijk wel juist (misschien had zij zich toch maar beter tot tien bladzijden kunnen beperken). Op dat niveau poneert zij ook interessante gedachten, zoals haar stelling dat er een verband bestaat tussen pogingen de natuur te beheersen en het onderdrukken van vrouwen, omdat vrouwen met de natuur geassocieerd worden of als schakel tussen mannen en de natuur gelden. Maar er zijn steeds weer uitglijders die de geloofwaardigheid van haar standpunten ondergraven. Moet ik nu werkelijk aannemen dat het zeker is dat vrouwen in prehistorische tijden het gebruik van de stok uitvonden om mieren en termieten te verzamelen? Of dat de engel waarmee Jacob in de woestijn worstelde ‘de geest van de matricentrische ordening’ symboliseerde? Of dat Kaïn Abel doodde omdat deze vegetariër was en Kaïn vleeseter - terwijl het notabene Abel was die een schaap aan God offerde? Of dat het varken voor de joden taboe is omdat het aan Demeter (een Griekse godin) gewijd is? Of dat het idee om vrouwen te gaan onderdrukken duizenden jaren geleden in een soort mannenpraatgroepen ontwikkeld is, ‘precies als de vrouwen die elkaar in de jaren zestig van deze eeuw ontmoetten op bewustzijnsvormende vergaderingen’? Marilyn French' diagnose van deze tijd bestaat voor het grootste deel uit een opsomming van alle kwalen waaraan hoogontwikkelde maatschappijen lijden: oorlogen, totalitaire tendensen, imperialisme, uitbuiting, gewelddadigheid, milieuvervuiling, enzovoort. Zelfs het geringe aantal publikaties van universitaire docenten ontsnapt niet aan haar aandacht. Al deze ellende komt volgens French voort uit de aard van het patriarchaat. Hierin heeft zij in zoverre gelijk dat alle hopgontwikkelde samenlevingen ‘patriarchaten’ zijn, er is geen land in Oost en West waarin de positie van vrouwen over het geheel genomen gelijk waardig is aan die van mannen. French' analyse van het verband tussen mannelijke dominantie en de kwalen die zij beschrijft, is echter twijfelachtig. De sleutel van dit verband ligt volgens French in het begrip macht. Zij stelt dat alle patriarchale samenlevingen gedreven worden door een ‘blinde verering van macht’. Macht is de ultieme waarde, de allesoverheersende ambitie van mannen die van de patriarchale ethiek doordrongen zijn. De wortel hiervan ligt in de ongelijkheid van mannen en vrouwen. Deze is namelijk niet ‘natuurlijk’, maar ‘kunstmatig’, ‘bedacht’, en daarom geforceerd. Zij is bovendien de basis van alle andere vormen van hiërarchie. De ongelijkheid van mannen en vrouwen is echter niet de enige vorm van stratificatie die in principe in alle samenlevingen op de een of andere manier aangetroffen kan worden. In het woord ‘patriarchaat’ (heerschappij van de vaders) ligt al een tweede hiërarchie besloten: van ouders en kinderen. Een derde universele vorm van ongelijkheid is die tussen autochtonen en vreemdelingen. Of een van deze drie de basis voor beide andere vormt, valt niet na te gaan. Misschien is de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen inderdaad de eerste hiërarchie; misschien ook de verhouding tussen moeders en kinderen. In ieder geval is er geen garantie dat alle vormen van stratificatie overbodig zouden worden als de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen werd opgeheven, zoals Marilyn French meent. Het speciale karakter van het ‘patriarchaat’ kan ook niet voortkomen uit de ‘onnatuurlijkheid’ ervan. Een van de fundamentele eigenschappen van mensen - volgens sommigen zelfs de meest fundamentele - is dat zij door in de natuur in te grijpen hun eigen samenlevingsvorm en cultuur produceren. Er bestaan geen ‘natuurlijke’ menselijke samenlevingen, laat staan dat zij als maatstaf kunnen dienen om er de ‘kunstmatigheid’ van andere maatschappijtypen aan af te meten. | |
Nieuwe zedelijkheidHoe het machtsstreven en de ongelijkheid in de wereld zich precies ontwikkeld hebben, is overigens van weinig belang voor de strategie die Marilyn French voorstelt om de huidige ellende in de wereld te bestrijden. Het feminisme is voor haar namelijk wel de enige beweging die een serieus alternatief biedt voor de structuren en opvattingen van het huidige patriarchaat, maar alleen wanneer het zich niet tot de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen beperkt. Volgens French is een werkelijke verandering alleen maar mogelijk door het vestigen van een nieuwe zedelijkheid, een zedelijkheid waarin de ‘mannelijke’ waarde macht van zijn troon wordt gestoten en vervangen wordt door het exacte tegendeel ervan, de ‘vrouwelijke’ waarde genot (pleasure). French meent dat het geen enkele zin heeft om een tegenmacht te vormen. Daarmee wordt de waarde van ‘macht’ alleen maar erkend en dus versterkt. De strategie die French ontvouwt is niet nieuw. Twaalf jaar geleden werd zij al in vrijwel exact dezelfde bewoordingen gelanceerd door Franpoise d'Eaubonne in Le féminisme ou la mort (merkwaardig genoeg wordt dit niet door Marilyn French vermeld). D'Eaubonne was indertijd niet in staat om aan te geven hoe deze strategie in de praktijk moest worden gebracht; hetzelfde geldt voor Marilyn French. Zij suggereert alleen dat feministen in hun eigen leven zoveel mogelijk genot moeten najagen. Genot moet namelijk zowel doel als middel zijn. Opoffering voor een ideaal is volgens French per definitie patriarchaal. En genot hoeft niet egoïstisch te zijn: wij vinden ons diepste genoegen in het gezelschap van anderen, schrijft French. Het klinkt misschien allemaal wat vaag, maar een programma zou alleen maar schadelijk zijn: ‘Een programma is een traliewerk dat op een bevolking wordt neergelaten en iedereen doodt die onder de staven terechtkomt,’ zoals het met de voor het boek karakteristieke overdrijving geformuleerd wordt. Een studie van duizend bladzijden met als conclusie dat feministen de wereld kunnen redden door hun eigen genot na te jagen: de berg heeft zelfs geen muis gebaard. Want genot kan geen effectief tegenwicht tegen macht vormen, al is het alleen maar omdat macht voor de meeste mensen een middel tot genot is. Genoegens kunnen zowel constructief als destructief zijn; de bronnen ervan zijn voor elke samenleving, elke groep, elk individu verschillend. Genot kan daarom op zichzelf nooit de basis vormen voor een zedelijkheid die op het welzijn van een hele bevolking gericht is. French' strategie is nog op een andere misvatting gebaseerd. Zij meent dat ‘macht’ in het huidige ‘patriarchaat’ de allerhoogste waarde is en blinde verering geniet. Als dat inderdaad zo was dan zouden emancipatiebewegingen hun doeleinden alleen met geweld kunnen verwezenlijken. Maar al is onze maatschappij op ongelijkheid gebaseerd, zij huldigt tegelijkertijd een ethos van gelijkheid. Dat is een contradictie waarvan het feminisme en andere emancipatiebewegingen in de afgelopen jaren efficiënt gebruik hebben weten te maken. En misschien is dit voor een stroming die een ‘zedelijke verandering’ wil doorvoeren nog steeds de beste strategie. Ik denk niet dat French' benadering meer kan opleveren dan een soort Bhagwan-groepje. ■ |
|