Poseren als aankleedpop
Anja Meulenbelt over haar moeder in Een kleine moeite
Een kleine moeite door Anja Meulenbelt Uitgever: Van Gennep, 128 p., f 19,50
Elsbeth Etty
Sommige mensen vinden niets verrukkelijkers dan zichzelf te bekijken. Dat kan via de spiegel, maar nog meer de ijdelheid strelend is jezelf te zien afgebeeld op een goedgelukte foto. Een foto van jezelf maken gaat een stap verder dan eenvoudigweg in de spiegel kijken, maar het kan wel. Er is een statief voor nodig om het toestel op te zetten en een zogenaamde zelfontspanner. Die laatste druk je in, vervolgens ren je naar de plek van waaraf je wilt poseren, uitgeput zegje ‘cheese’ tegen de camera en klaar is Kees.
Dit beeld van een haastig uitgevoerde pose met zelfontspanner dringt zich iedere keer weer aan me op als ik een roman van Anja Meulenbelt lees. Bij De schaamte voorbij, haar eerste roman die tegelijkertijd ook een feministisch pamflet was, had dit voortdurend poseren en het bewonderend kijken naar het eigen portret nog een zekere functie: het ging er haar tenslotte om dat vrouwen een eind maakten aan hun zelfbedrog en zichzelf eerlijk in de ogen konden kijken.
Met Alba, de liefdesroman waarmee Meulenbelt vorig jaar haar terugkeer tot de monogame heteroseksuele liefde vierde, beoogde ze een verderliggend doel: literatuur over een universeel thema. Toch was ook in dat boek de camera met zelfontspanner duidelijk aanwezig. Zo werd de ik-figuur van Alba aan de lezer voorgesteld met de volgende monoloog: ‘Ik wil ook wel eens vakantie van de druk om gezien te worden als symbool van de beweging. (...) Natuurlijk is het een kick, als je duizend verwachtingsvolle gezichten ziet en weet dat er nog een paar honderd buiten staan te dringen die je ook willen horen en zien. (...) Het moment dat ik de microfoon bereikte, mijn hand ernaar uitstrekte en de zaal inkeek, begrepen ze dat ik het was waar ze op wachtten. Het moment dat het applaus losbrak schoof er iets tussen mij en de mensen die klapten. Hun fantasieën, projecties, verwachtingen. Keek ik niet zelf zo ademloos in een boekwinkel in Parijs, toen ik iemand naast me zag staan die op Simone de Beauvoir leek? (...) Verdomd, het wás Simone de Beauvoir, en vol ontzag keek ik toe hoe ze een boek liet inpakken. (...) Het is strelend voor het ego, om gezien te worden als een kopstuk. Maar het is ook lastig. Soms nemen vrouwen me het voetstuk kwalijk waar ze me eerst zelf op hebben gezet.’
Het scheelde weinig of ik had Alba indertijd na lezing van deze passage definitief dichtgeslagen. Omdat voorin het boek echter uitdrukkelijk vermeld stond dat het hier geen autobiografie betrof, bracht ik het op om door te lezen. De aan zelfoverschatting lijdende Nederlandse feministe en publiciste die zichzelf bijna op één lijn stelde met De Beauvoir, hoefde immers helemaal niet Anja Meulenbelt te zijn, maar kon ook een fictief iemand zijn die het, als gevolg van te veel publiciteit, in de bol geslagen was. Op zich een aardig thema voor een verhaal...