genlijk nooit gewerkt. Het was altijd in opdracht. Soms waren het ook wel lorrige versjes. Ik schreef ze toen voor de vrouwenpagina van Het Parool en ik dacht wel eens: dat moet ik eigenlijk niet doen, want je schrijft maar een enkele keer een echt goed gedicht, dat lukt niet elke week. Dus het was toch wel een goede beslissing om ermee op te houden, maar toch is het jammer achteraf, want er is maar heel weinig in onze literatuur van dit soort lichte poëzie. Wie weet, begin ik nog eens op m'n tachtigste. Reinold Kuipers, mijn vroegere uitgever van Querido, die nu gepensioneerd is, stelt met zijn vrouw Tine van Buul een verzameling samen van gedichten en (cabaret)liedjes. Niet de kinderversjes - die komen apart. En dat wordt toch een vrij dik boek, want ik heb veel geschreven. Dus dat lezen ze me allemaal voor en dan zeg ik: weg ermee, dat is te belegen. Hij zegt dan dat hij het wel goed vindt en dan vragen we aan Tine wat zij vindt en dan zegt ze de ene keer ja en de andere keer nee, dus die beslist. Maar er gaat veel weg, omdat het zo truttig is. De liedjes uit De familie Doorsnee bijvoorbeeld waren toen heel leuk, maar nu niet meer. Vroeger choqueerde je met bepaalde dingen of je had het idee dat je grenzen overschreed en dat was ook zo in de jaren vijftig. Wat toen enig gevonden werd en waar iedereen over juichte, is nu flauw
geworden, iets waar je je schouders over ophaalt. Er is zoveel veranderd in de afgelopen dertig jaar.’
Heb je het zelf wel eens moeilijk gehad in je leven met de tegenstelling tussen werk en gezin?
‘Nee hoor, absoluut niet. Ik was ook een bevoorrecht mens. In de tijd dat ik een baby had, kon je nog makkelijk hulp krijgen of iemand die oppaste. En ik had ook een man die ook meehielp, dus... Van het begin weet ik nog dat hij tegen me zei, voordat we een huishouden opzetten samen: “Waarom zou je niet gewoon huisvrouw worden?” En ik herinner me nog de drift die toen in me opkwam, de woede dat juist hij, de man van wie ik hield, dat durfde te zeggen. “Ken je me zo slecht?” zei ik tegen hem en toen begreep hij het wel en dat is ook nooit meer een punt van discussie geweest.’
Je hebt jarenlang in Frankrijk gewoond en, naar ik begrepen heb, minder voor jouw plezier dan voor het zijne.
‘We hebben daar ruim tien jaar gewoond, maar met tussenpozen hoor, we waren regelmatig een paar maanden in Nederland. Mijn man was gepensioneerd en had het idee: - ikzelf trouwens ook - schrijven kun je overal. Hij was hartpatiënt en voeld? zich daar gezonder. De dokter had ook gezegd dat het goed voor hem was om in het zuiden te wonen en hij voelde zich daar happy. Hij deed van alles, houthakken, bomen snoeien, veel in de buitenlucht. We hadden een goed huwelijk, dus ik vond dat erg belangrijk. Maar ik had heimwee en kon daar toch niet zo goed werken als in Nederland. Ik miste mijn bekenden en mijn werkrelaties, dus ik werd langzamerhand heel ongelukkig. En dat barstte natuurlijk wel eens uit, maar dat kon toen niet anders. Zo was het nu eenmaal.’
Zou hij dat andersom ook voor jou hebben gedaan, als je voor een dringende reden naar het buitenland had gemoeten?
‘Nee, dat zou hij niet gedaan hebben, denk ik. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste mannen het volstrekt normaal vinden dat de vrouw meegaat naar waar de man zich wenst te vestigen vanwege zijn werk of wat dan ook, maar omgekeerd is dat veel minder. Dat is een kwestie van mentaliteit die je niet van het ene moment op het andere kunt veranderen of afdwingen. Ik denk dat dat in de toekomst zal verbeteren, dat vrouwen dat volgzame nog meer kwijt zullen raken.’
Maar dit soort wrikpunten in de man-vrouwverhoudingen komen je toch ook wel bekend voor?
‘Ja en ook de jaloezie van de man die het niet hebben kan dat de vrouw naast hem populair is, bekend wordt of naam maakt. Dat hebben we ook meegemaakt, maar als ik daar iets van zei, zei hij: “Ach ja, je hebt gelijk, dat moet ik niet doen, dat is kinderachtig.” Hij was intelligent genoeg om dat in te zien en dan konden we er ook in alle redelijkheid over praten.’
De meeste mannen blijven het moeilijk hebben met een vrouw die slimmer is of meer verdient of succesvoller is dan zij.
‘Daarom is het voor oudere vrouwen ook zo moeilijk om nog een man te vinden, want ze willen, als ze zelf intelligent zijn, een man met wie je verstandig kunt praten, maar de meeste mannen zijn allang tevreden, als het er maar aardig uitziet en als het maar lekker kookt!’
Annie Schmidt barst uit in een sardonisch gegiechel. ‘Mannen willen het liefst een dom blondje’ is natuurlijk net zo'n cliché als ‘het enige recht van de vrouw is het aanrecht’, wat niet betekent dat je er geen grappen over zou mogen maken. Integendeel. Met grappen wordt een systeem vakkundiger ondergraven dan met hagepreken.
Autoriteiten zijn altijd iets om te lachen geweest in je werk, vooral in de kinderboeken.
‘Ja, vaders en moeders waren altijd dommer dan de kinderen, voor zover de ouders er in voorkwamen. Dat vinden kinderen leuk en ikzelf ook. De generatiekloof waar in de jaren zestig zo sterk sprake van was, heb je gelukkig niet meer zo. Daar ben ik blij om, dat je nu met jonge mensen om kunt gaan als oud mens, zonder dat ze meteen denken dat je een achtergebleven gebied bent. Niemand is ooit zeker en ik ben altijd een van de onzekerste mensen geweest die je je in kunt denken, dus ze hoeven maar boe tegen me te roepen en ik schrijf nooit meer wat, bij wijze van spreken. Maar die onzekerheid hoort wel bij het schrijverschap. De mensen uit je directe omgeving steunen je natuurlijk, die hebben vertrouwen in je, maar die zeggen dan bijvoorbeeld: “Trek je er niks van aan, wees maar gewoon jezelf.” Daar heb ik dan altijd veel moeite mee. Jezelf? Wie is dat? Je hebt zoveel lagen in je, zoveel afsplitsingen, zoveel zelven dat je nooit weet: welke zal ik vandaag eens kiezen? Je kunt wel een natuurlijke toon hebben, dat is wat anders en die heb ik ook wel, maar ik bedoel in het creatieve geval - je hebt een blanco papier voor je en je moet iets schrijven, het mag alles zijn, een versje, een dialoog, een column, dan kom je niet zo ver met de opdracht “wees maar gewoon jezelf”. Zelf ben ik een burgerlijk mens in de zin van huiselijkheid, ik hou van gezelligheid. Als je zo deze kamer bekijkt, dat is heel bourgeois. Bij de avant-garde heb ik nooit gehoord, er ook weinig van begrepen, daar had ik geen affiniteit mee. Die huiselijkheid zit erg in mijn werk, zowel voor volwassenen als voor kinderen, maar zonder fatsoensmoraal. Die maak ik belachelijk en de meeste mensen, ook kinderen, vinden dat leuk.’