Humeuren & Temperamenten
Tijdsbeleving
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Op welke manier beweeg je je door het leven? Hoe ervaar je de tijd? Heel eenvoudig, zullen de meeste mensen zeggen. Ik heb een verleden waarop ik kan terugkijken, en helemaal aan het eind van dat verleden bevindt zich - als allerlaatste moment - het nu. Dat ‘nu’ schuift vooruit, een ongewisse toekomst in, en mijn verleden wordt daardoor steeds langer. Hoe ver en langs welke toppen en ravijnen dat nu zal opschuiven - ik weet het niet.
Zoiets zullen ze zeggen. Ze voelen zich, zo zullen ze vervolgen, aan het hoofd van hun leven staan. Vanuit de lanceerbasis van hun geboorte slepen ze een draad, gesponnen uit al of niet verwerkte indrukken, achter zich aan en zonder houvast storten ze zich in een zwarte toekomst waarover ze niets kunlen meedelen. De draad wordt steeds verder opgerekt - tot ze knapt. Dat is hun dood: de allerlaatste maal dat hun ‘nu’ het allerlaatste moment is. Wat ze achter zich hebben weten ze, wat ze te wachten staat niet. Ze leven met hun rug naar hun verleden. Als ze herinneringen ophalen duiken ze terug. Met hun mond eten ze tijd.
Zo vergaat het de meesten, krijg ik de indruk. Wanneer je ze vertelt dat je er een heel ander gevoel op nahoudt, dat je je door de tijd beweegt alsof verleden en toekomst je even vertrouwd zijn, kijken ze vreemd op. Toch heb ik dat gevoel - en mij komt het weer zonderling voor dat niet meer mensen het zo ervaren. De draad loopt vanaf het begin, mijn navel door, de toekomst in, het traject van geboorte tot dood overspannend. Het enige wat ik doe is zijn voorgeschreven baan volgen. Ik bevind me niet aan het hoofd van een verleden, maar aan het hoofd van verleden en toekomst beide. Met die Januskop koester ik verwachtingen van wat achter me ligt en roep ik herinneringen op uit wat komen gaat. Niet alleen van mijn verleden, ook van mijn toekomst ben ik op de hoogte: ze zijn dezelfde en even lang. Enkel een zekere traagheid en loomheid maakt dat ik het gefixeerde parcours beetje bij beetje verorberen moet.
Mijn leven komt me voor als een kant-en-klare gebedsrol die enkel nog afgedraaid hoeft te worden. Alles wat me overkomt of wat ik tegenkom ervaar ik alsof het er altijd al is geweest. Soms heeft het weliswaar de schijn van iets abstracts dat zich plotseling concretiseert, een andere keer weer leek het enkel in theorie aanwezig en traumatiseert het zich op een heviger manier dan ik had verwacht, maar meestal blijft het bij een Aha! of Pff! of Zo zo! en niets meer. Ik kom er langs en kijk ernaar. Het was al verleden tijd voor het toekomst werd. Al mijn toekomst is verleden, ik hoef het alleen nog maar te beleven in een tempo dat bepaald wordt door het stoffelijke dat aan me kleeft: mijn enige rem. Met de doodsrochel in de keel, mijn voeten half van klei, sta ik met mijn gezicht naar het verleden gekeerd en zie mezelf aankomen. Strompelend. Mijn geest weet alles, alleen het vlees is wat traag.
Als ik mijn herinneringen ophaal duik ik voorwaarts. Ik ben, in een heldere bui, in staat herinneringen op te halen uit mijn toekomst. De wereld trekt niet aan me voorbij, ik duik niet in iets onbekends - nee, ik wandel een gang ten einde die gestoffeerd in mij opgeslagen zit en verbaas me erover dat er mensen zijn die, wat hun toekomst betreft, nog leven tussen vrees en hoop.
■