Brieven
Clive James
Wat een drenzerige recensie van Clive James' Flying visits was dat van Hans Keiler in de Boekenbijlage van 12-10-85. Hemeltjelief. Als ik al niet wist dat het een leuke bundel is, die ik vast van plan ben te kopen zou ik nooit op de gedachte zijn gekomen om dat te doen, Nu is niet alleen de toon van Hans Keilers recensie verkeerd, hij deugt ook niet (de recensie). Clive James, die bekend geworden is door zijn tv-kritieken, een autobiografie en een roman, is een van die mensen die intelligent en serieus kunnen zijn en tegelijkertijd ook amusant en dat allemaal op papier. Zijn televisiekritieken (ook in de Picadorreeks verschenen) zijn helemaal niet ‘impressionistisch, brutaal, persoonlijk en kort’. Ze zijn goed doordacht en origineel en geven vaak blijk van ideeën die de moeite waard zijn. Kort zijn ze wel, ongeveer de helft van de recensie van Keiler. In Flying visits gaat het om korte bezoekjes. Niet de reis staat centraal, maar het verblijf. Geen enkele reden dus om de helft van de recensie uit te weiden over reizen, maar misschien kwam dat wel omdat Keiler de stukjes niet leuk vond en ook liever over zijn eigen hobby schreef. Zelf heb ik er indertijd bij lezing in The Observer erg om moeten lachen, bij voorbeeld om de scène waarmee James na een bezoek aan Disneyland neerstrijkt in een sjiek restaurant. Hij wordt daar tot zijn verbazing nogal wrokkig ontvangen, totdat tot hem doordringt dat hij nog steeds zijn Mickey Mousepet op zijn kalende hoofd heeft. Het is verder absoluut niet waar dat James een van die auteurs is, die ervan overtuigd is dat de wereld speciaal is ontworpen om hem in de war te brengen (op zich trouwens een aardige manier om door het leven te gaan). James neemt eerder de wereld heel serieus, zelfs de pogingen van zeer triviale programmamakers. Cliché's zullen in zijn werk ongetwijfeld ook voorkomen, maar ze zijn me nooit zo opgevallen. Nergens in de
recensie komt naar voren dat Keiler zelf van die moedeloos makende reisreportages schrijft (‘Transit’, vrijdags op de achterkant van het eerste katern van NRC/Handelsblad). Als ze op sonore toon worden voorgelezen, zouden ze misschien nog iets hebben, maar op schrift is het vaak een soort wasseretteconversatie waarin men ook via veel onnodige bochten van niks op nergens uitkomt. ‘Verwoede pogingen tot originaliteit’, ik zou zeggen: ‘Man, kijk naar jezelf.
Amsterdam
Theo Capel