Leerlingen
Ernst Bloch, in 1885 in Ludwigshafen geboren, studeerde behalve filosofie ook muziek en natuurwetenschappen. Gedurende de Eerste Wereldoorlog schreef hij zijn Geist der Utopie, waarvan de eerste editie in 1919 verscheen en een herziene uitgave in 1923. In 1917 vertrok hij naar Zwitserland waar hij Hugo Ball ontmoette, redacteur van Die Freie Zeitung. In 1917 opgericht, verscheen het blad tot april 1927 tweemaal per week en ontwikkelde zich tot een belangrijk politiek orgaan voor geëmigreerde antioorlogsgezinden en strijdbare republikeinen, waarvan Bloch een van de belangrijkste medewerkers zou worden. Door Hugo Ball leerde hij in 1919 Benjamin kennen, die op dat ogenblik in Interlaken verbleef. ‘Ernst Bloch,’ schreef hij aan een vriend, ‘was de enige mens van betekenis die hij in Zwitserland had ontmoet, en meer nog dan het lezen van zijn Geist der Utopie, was de persoonlijke omgang met Bloch voor hem van belang.’ Het zou een levenslange, hoewel gecompliceerde vriendschap worden, ondanks het feit dat zij niet onkritisch stonden tegenover elkanders werk, en ook het persoonlijk contact soms tot wederzijdse irritatie aanleiding gaf.
Maart 1933 verliet Bloch Duitsland om via Zürich, Wenen en Praag in 1938 naar Amerika te gaan, waar hij zijn magnum opus Das Prinzip Hoffnung zou schrijven. In 1949 keerde hij terug om een leerstoel voor filosofie aan de ‘Karl Marx-Universitat’ te Leipzig te aanvaarden, in de verwachting aan de opbouw van de jonge socialistische staat - ‘wegweisend und warnend’ - een bijdrage te kunnen leveren. Zijn colleges ondervonden grote belangstelling van de zijde van de studenten. In 1955 werd hij lid van de ‘Deutsche Akademie der Wissenschaften’ te Berlijn, maar zijn onorthodoxe opvattingen over de filosofie van Marx wekten in toenemende mate de weerstand op van het DDR-establishment. Na de gewelddadige onderdrukking van de opstand in Hongarije werd de kritiek feller, vooral omdat verschillende van zijn leerlingen politieke consequenties begonnen te trekken uit zijn kritische beschouwingen over het marxisme.
De brief van Ernst Bloch aan Arthur Lehning, 7 maart 1927
Tot de generatie van filosofen die de ideeën van Bloch ook politiseerden, behoorde bijvoorbeeld Wolfgang Harich, docent in de filosofie aan de Von Humboldtuniversitat te Berlijn, die zestien thesen schreef ‘zu weiter Entwicklung des Marxismus’, een manuscript dat door de Staatspolizei in beslag werd genomen. Daarin stelde hij onder meer dat het orthodoxe marxisme alleen geldigheid bezat voor de negentiende eeuw en dat filosofie, wetenschap, kunst en moraal, om zo te zeggen de ‘bovenbouw’ naar de marxistische theorie, uit het partij reglement verwijderd moesten worden... Hij werd gearresteerd en tot tien jaar tuchthuis veroordeeld.
Ernst Bloch werd onder andere verweten een andere betekenis te geven aan de marxistische terminologie. Hij zou zich met zijn nieuwe exegese in feite tegen het marxisme keren en zo voeding geven aan oppositionele stromingen, gericht tegen de maatschappelijke orde in de DDR. In schijn accepteerde hij wel het historische en dialectische materialisme maar in werkelijkheid zou hij dit vervalsen tot een idealistische metafysica. Ten onrechte, zo hield men hem tegen, meende Bloch dat in de filosofie van Hegel nog problemen aanwezig waren die onderzocht moesten worden, terwijl alles wat er over Hegel te zeggen is, reeds in de socialistische klassieken was vastgelegd, met name door Stalin, die door Bloch veel te weinig zou zijn geciteerd! In 1957 werd Bloch gedwongen met emeritaat te gaan. Toen in 1961 de bouw van de muur een feit werd, besloot hij na een bezoek aan Bayreuth in West-Duitsland te blijven, waar hij een gastdocentschap aan de universiteit van Tübingen aanvaardde. In 1977 is hij daar