Een zweterige liefdesmantel
Lillian Rubin en het verschijnsel ‘vriendschap’
Vriendschap door Lillian B. Rubin Vertaling: Stanneke Wagenaar Uitgever: Ambo, 220 p., f 25, -
Beatrijs Ritsema
Het is raadselachtig waarom de boeken van Lillian Rubin zo aanslaan (in Nederland zelfs nog meer dan in Amerika), want veel nieuws staat er niet in. Zowel Vrouwen van een zekere leeftijd als Intieme Vreemden en nu ook Vriendschap zijn opgebouwd volgens hetzelfde stramien: je neemt een fors aantal personen een diepte-interview af, rubriceert de aandachtspunten in hoofdstukken en geeft per hoofdstuk de aardigste citaten weer, die je aan elkaar breit met verbindende stukjes tekst. Het is een werkwijze die vaak voor reportages wordt gevolgd; het resultaat is impressionistisch, levendig en roept, als het goed is, een samenhangend beeld op van het bestudeerde verschijnsel en als dat niet helemaal lukt, is daar altijd nog de glimlach der herkenning.
Als je driehonderd mensen in de leeftijd van 25 tot 55 jaar een paar uur laat praten over wat vriendschap in hun leven betekent, moet het wel heel gek lopen, als dat geen geschikte quotes oplevert, waarmee aan de eis van de herkenbaarheid wordt voldaan, en in dat opzicht is het boek van Rubin ook zeker geslaagd te noemen. Ik kon me in bijna alles vinden. Werd er door persoon A gezegd dat hij met vrienden meer zichzelf kon zijn dan met familie, omdat die hem altijd in de rol zag die hij van kindsbeen af in het gezin speelde, dacht ik ‘ja, ja’. Werd er op de volgende pagina door persoon B gezegd dat vriendschappen kunnen verglijden, maar dat je familie in laatste instantie solidair met je blijft, zat ik weer instemmend te knikken. Zo gaat dat het hele boek door: als je alleen bent, is het makkelijker om er een uitgebreide vriendenkring op na te houden dan wanneer je getrouwd bent; een partner is niet alleen jaloers op vroegere minnaars maar ook op vrienden; vriendschappen tussen stellen hebben vaak iets geforceerds; mannenvriendschappen bestaan uit samen activiteiten ondernemen en vrouwenvriendschappen uit veel kletsen over gevoelens; als je verhuist, is het lastig om je vrienden in ere te houden, enzovoort. Lillian Rubin formuleert trouwhartig conclusies in de trant van: ‘Samen helpen deze vrienden (echtparen) die aspecten van onze persoonlijkheid te bevestigen die de rol van echtgeno(o)t(e) overschrijden en vormen zij tevens een band die ons aan het huwelijk zelf bindt.’
Er gaat iets sussends uit van haar proza; niemand doet iets fout of verkeerd. Jaloezie, verraad, de ander laten vallen zijn natuurlijk akelige dingen, maar in het licht van de opvoeding, de cultuur of andere omstandigheden begrijpelijk. Zo gaan die dingen! Het is dit uiterst begripvolle, deze zweterige liefdesmantel waaronder zij haar respondenten bedekt, deze betrokkenheid met het diepmenselijke (met op het juiste ogenblik een anekdote over haar eigen onvolkomenheid op dit terrein), waardoor zij zo'n charme uitoefent op haar lezers. Werkelijk, Lillian Rubin daar valt geen speld tussen te krijgen. Bijna was ik dan ook in slaap gewiegd op de deining van haar zachtzinnigheid, toen ik toch een sluipende ergernis bij mezelf bespeurde. Deze had te maken met zinnetjes als: ‘Het eeuwenoude patroon van veroveren en verleiden dat in relaties tussen vrouwen en mannen zolang heeft overheerst, laten we niet zomaar los.’ Dit is de beginzin van het hoofdstuk over gemengde (man-vrouw) vriendschappen en het zet de toon voor de volgende pagina's, waarin - ook weer heel sluipenderwijs - uiteengezet wordt dat echte vriendschappen tussen mannen en vrouwen eigenlijk niet bestaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor homoseksuele mannen die het volgens de traditie altijd goed met vrouwen hebben kunnen vinden, omdat de vrouwen zich dan onbedreigd weten.