Vertaald
Fatima. De Algerijnse vrouwen op het plein door Leila Sebbar, vertaling Truus Bot (Van Gennep, 187 p., f 34,50'). Leïla Sebbar die in Algerije is geboren toen dat nog bij Frankrijk hoorde, woont inmiddels al twintig jaar in Parijs. Zij publiceerde essays, verhalen en romans en is medewerkster aan de tijdschriften Sans Frontières en La Quinzaine Littéraire. Uit haar werk spreekt sociologische interesse en solidariteit met de Noordafrikaanse immigranten in Frankrijk. In Fatima zijn de verhalen en geschiedenissen van Algerijnse gastarbeidersvrouwen doorvlochten met de gedachten en belevenissen van de zestienjarige Dalila - de dochter van Fatima - die op het punt staat weg te lopen van huis. Het gaat in deze aangrijpende roman vooral over de dochters, die zo gauw ze groot genoeg zijn het vertier elders zoeken dan in het ouderlijk huis waar vader straft als er weer gezondigd is tegen de traditionele islamitische normen en de moeder tracht wat warme geborgenheid te bieden, maar overigens machteloos staat. Een sober en goed gedocumenteerd boek dat in Nederland, waar de problematiek van de eerste en tweede generatie buitenlanders ook bekend is, een breed publiek verdient. Een extra vermelding waard is het treffend gekozen en mooie omslag.
Ook bij Van Gennep is verschenen De Onkwetsbaren door Christoph Hein, vertaling Harrie Lemmers (160 p., f 29,50). Claudia is een vrouwelijke arts van veertig, gescheiden, alleenwonend in een flatje. Het verhaal begint bij de dood van haar vriend Henry die door een jeugdige cafébezoeker, tijdens een van die ‘gewone’ nachtelijke ruzies ‘zo maar’ is doodgeslagen. Claudia kijkt terug op haar verhouding met Henry. Een half jaar na de begrafenis zegt ze: ‘Ik ben evenwichtig. Ik ben enigszins geliefd. Ik heb weer een vriend... Wat ik leuk vind kan ik me permitteren. Ik ben gezond. Alles wat ik kan bereiken heb ik bereikt. Ik zou niet weten wat me ontbreekt. Ik heb het gemaakt. Met mij gaat het goed.’ Vooral de koele, emotieloze manier waarop ze verslag doet van haar frustrerende ervaringen en contacten maakt het boek zo beklemmend. In dit debuut laat Christoph Hein (Silezië 1944) de gevolgen zien van een louter op verstandelijke beslissingen gebaseerd, maatschappelijk goed functionerend bestaan waarin Claudia ervan uitgaat dat echte problemen toch niet op te lossen zijn. Een roman over de definitieve eenzaamheid.
Andere vrouwen door Lisa Alther, vertaling Paul de Bruin (Bert Bakker, 354 p., f 36,90). Er is bijna geen grotere tegenstelling denkbaar dan tussen De Onkwetsbaren en Andere vrouwen. Lijkt Christoph Hein in de kille toekomst te kijken (zoals in de Science- fictionfilm The Body Snatchers, waarin buitenaardse wezens de lichamen van mensen inpikken en het gevoel uitschakelen) bij Alther wordt er nog gebaad in het warme bad van genegenheid en vertrouwen. Het gewroet en gepeuter in het verleden van Caroline, die op zoek is naar haar werkelijke zelf, doet wat gedateerd aan. Ze heeft alles uitgeprobeerd: huwelijk, kinderen en echtelijke trouw, activisme, feminisme en God, seks, werk, alcohol, drugs en lesbische liefde, maar steeds lag het spook van de leegte op de loer. Was Caroline altijd de sterke vrouw die iedereen hielp, nu zoekt ze zelf hulp bij dr. Hannah Burke. Andere vrouwen is het soms geestige en dikwijls herkenbare relaas van haar therapie, waar Caroline eindelijk ‘volwassen’ uit komt als ze de middelbare leeftijd al nadert. De relatie tussen therapeut en cliënt gaat over van een professionele in een persoonlijke. Een wel erg kneuterig en gezellig boek, maar voor wie het lust gevonden voer.
Een trage leerling door Thomas Pynchon, vertaling Irma van Dam (Bert Bakker, 187 p., f 27,90). Het gaat om vroege verhalen, die geschreven zijn tussen 1958 en 1964, maar nooit eerder gebundeld. Wat deze uitgave interessant maakt is de uitvoerige inleiding van de auteur zelf, die het meest op een biecht lijkt door de enorme dosis zelfkritiek waaraan Pynchon zichzelf onderwerpt. Hij meent zelfs de welwillende lezers te moeten waarschuwen dat er een aantal vervelende, en ook onvolwassen passages in de verhalen voorkomen. Laaglanden noemt hij nu meer een karakterschets dan een verhaal, waarin nauwelijks sprake is van een ontwikkeling, maar hoe onaangenaam hij Laaglanden nu ook vindt: ‘Het is niets vergeleken bij de moedeloosheid die me overvalt wanneer ik naar Entropie kijk.’ Bart Tromp die Slow Learner uitvoerig besprak in de boekenbijlage VN, 21-7-'84) meent dat de inleiding niet alleen interessant is voor een beter begrip van deze verhalenbundel maar ook van Pynchon's romans V, The Crying Lot 49 en Gravity's Rainbow.
MARIJKE HILHORST