Stilleven
Hoe reageerde je geboortedorp Olen, de arbeidersbuurt, op Brief aan Boudewijn?
‘Dat was heel merkwaardig. Je kan ervan op aan dat het merendeel van die mensen nooit een boek leest. Maar dit boek hebben ze wel gelezen. Dat hebben ze ook massaal gekocht. Een boekhandelaar daar vlak in de buurt, in Herentals, kan dat getuigen. Er waren mensen die vijf tot tien stuks tegelijk kwamen halen. De oudere generatie van Olen en haar kinderen troffen daar iets aan wat ze heel goed herkenden. Allicht hebben ze dat uitgedeeld aan hun kinderen en kleinkinderen. Het hele klimaat dat daarin beschreven staat is weg, en diegenen die het gekend hebben, hebben er allemaal heimwee naar. Een aantal van die figuren is dood, maar diegenen die nog leven wonen ook niet meer in die arbeidersbuurt. Ze wonen aan de rand daarvan of een paar dorpen verder of in Herëntals. Die hebben allemaal heimwee naar dat kleine reservaat waar ze toch een flink deel van hun leven hebben gesleten. Andere mensen zeiden dat ze het boek met veel plezier hadden gelezen, maar dat wat ik over hen had geschreven toch niet helemaal klopte. Maar al de rest was juist. (Lacht.) Ik ben het een beetje gewoon, omdat ik mezelf nogal eens laat optreden, omdat mijn hele familie opdraaft in mijn boeken. Maar gewone mensen die hun hele leven op de fabriek hebben gesleten en zich plotseling in een boek aantreffen als personage, ja, dat is iets, dat overkomt niet iedereen. Dat gaat ook met verrassingen gepaard omdat iedereen van zichzelf een beeld heeft dat niet identiek is met het beeld dat ik ervan heb. Dat zet ook een heleboel mensen aan het denken, want als ik een ander beeld van hen heb, dan zal de buurman ook wel een ander beeld hebben. Dat vind ik wel een gezonde ervaring.’
Wordt die preoccupatie met het koningshuis op de duur geen obsessie?
‘Helemaal niet. Ik betrap me erop dat een heleboel informatie over het koningshuis, die je dus aantreft in allerlei familiebladen, mij ontgaat. Als ik ze toch onder ogen krijg, dan verzuim ik het om ze uit te knippen en bij te houden. Soms doe ik het wel, meestal niet. Een obsessie is het helemaal niet. Het is veeleer een soort literair spel. Zoals kunstschilders tot op heden van een tafel belegd met uitjes en preitjes en bloemkolen en daar een paar flessen naast nog altijd een stilleven op doek maken, zo maak ik van dat koningshuis gebruik.’
De namen die in je boek gebruikt worden - Loracq, d'Ubésor et cetera - zijn dat codes, sleutels die naar iets anders verwijzen?
‘Jawel, het zijn geen toevallige namen. Het zijn heel vaak vervormingen van namen die veelal uit de wereldliteratuur zijn geput. Er is wel iets mee uitgehaald. Als je echt de sleutels wil vinden dan moet je gaan spiegelen. Het boek is eigenlijk één groot spiegelpaleis. Het begint al met de ondertitel: een moorddroom. Dat is zo een woord dat je van voor naar achter en omgekeerd kunt lezen, en dat toch hetzelfde blijft. Het is niet telkens van achter naar voren lezen, er zijn allerhande transformaties. Ik heb een aantal personages uit heel beroemde boeken samengedrukt, de negatiefjes ervan op elkaar gelegd en dan doorbelicht tot ik een nieuw personage kreeg. Er zitten ook wel namen in die echt uit de realiteit naar voren zijn gekomen en waarmee ik dan iets uitgehaald heb. Maar het is de taak van de ijverige sleutelaar om daarachter te komen.’
Is het een spel of heeft het zijn belang?
‘Laten we zeggen dat de namen zelf elementjes zijn van een grotere opzet. Want het hele boek is een werken met spiegels en spiegelbeelden. Dat is misschien wel het grondthema. Ik heb dat gewoon tot in de details doorgetrokken.’
Verwijst de titel ook naar iets dat nog moet komen, of heeft hij enkel een spelfunctie? Het boek heet Het beleg van Laken, maar een van de hoofdstukken heet ook: ‘Hete Belg van Laken’, een ander ‘Hellegat kan beven’ en nog een ander ‘Hé, teelbal van 'n gek’.
‘Dat zijn spiegelbeelden van de titel natuurlijk. Ik wou eerst laten uitcomputeren hoeveel zinnige woordcombinaties met de letters uit “Het beleg van Laken” te maken zijn, maar iemand vertelde me dat dit ongeveer vier miljoen lijnen in beslag zou nemen. Dat is natuurlijk niet te hanteren. Dat heb ik opgegeven. Dan heb ik het scrabble-bord op tafel gelegd en iedereen die tijd en zin had begon te puzzelen. Een hele mooie, maar die ik niet kon gebruiken omdat hij in Nederland onverstaanbaar zou zijn, was: “BTK (Biezonder Tijdelijk Kader, tewerkstellingsprogramma van de Belgische regering), een halve nagel”. Ook dat is “Het beleg van Laken”. De bedoeling van die spelletjes is om een beetje in te gaan tegen het consumptielezen, het happen, het gretig verslinden van teksten zonder eigenlijk te weten wat je gelezen hebt. Dat is misschien het gevolg van te veel Dallas-kijken. Als reactie daarop vind ik dat je gerust een tekst mag schrijven die het lezen iets trager doet verlopen.’