Stokpaardjes
Al deze kwaliteiten hebben Van het Reve een enthousiast en bewonderend publiek bezorgd. Zijn ironische toon ten aanzien van geleerdheid, moeilijkdoenerij, modieuzerigheid is velen uit het hart gegrepen. Zijn neiging belangrijke personen, of het nu staatslieden of beroemde schrijvers zijn, als hele gewone mensen voor te stellen en er mee om te gaan zoals hij met iedereen omgaat, werkt geruststellend, misschien wel bevrijdend. Hij is zonder twijfel de bekendste hoogleraar van Nederland. Uit deze positie van gezag verkondigt hij dat dat gezag eigenlijk niets voorstelt: inderdaad de enige manier waarop je dat geloofwaardig kunt doen, je hebt tenslotte als hooggeleerde zoveel gezag dat de mensen je op je woord geloven. En ze doen dat helemaal graag wanneer je je meningen op een eenvoudige, amusante, wat tegendraadse manier verkondigt.
Van het Reve weet haarfijn hoe hij zijn publiek moet bespelen en stelt, bij wat hij ook schrijft, nooit teleur. Dat geldt ook voor de Geschiedenis van de Russische literatuur, het dikste boek dat hij ooit heeft gepubliceerd en waaraan hij, naar eigen zeggen, meer dan twaalf jaar heeft gewerkt. In de inleiding berijdt de auteur een van zijn stokpaardjes en veegt hij de vloer aan met alles wat naar literatuurwetenschap riekt. Het heeft eigenlijk geen zin, beweert hij, om literatuurgeschiedenissen of studies over het werk van schrijvers te lezen, want waarom zou je lezen over literatuur als je die literatuur zelf kunt lezen? Studies over het leven van een schrijver, zijn wereldbeschouwing, zijn beïnvloeding door en invloed op andere auteurs, zijn plaats in een literaire stroming, de constructie van zijn werk leveren allemaal niets op, omdat ze niets toevoegen aan wat het literaire werk zelf te zeggen heeft en dat laatste is het enige waar het om gaat.
Voor Van het Reve is literatuurgeschiedenis ‘de geschiedenis van wat er aan interessants, aan goeds, aan blijvends, aan leesbaars in een land geschreven is’, ‘in belangrijke mate de geschiedenis van “grote mannen”’. Maar wat moet je in zo'n geval vertellen: het leven van een schrijver, zijn werk, dingen die anderen over dat werk hebben gezegd? Van het Reve stelt daar geen moeite mee te hebben gehad, hij heeft gewoon verteld wat hem de moeite van het vertellen waard leek. En dit alles zonder enig jargon, zodat voor literatuurdocenten en -studenten - en Van het Reve geeft ze volledig gelijk - zijn boek ‘niet meer lijkt te zijn dan een reeks anecdotische mededelingen, zonder diepere zin en zonder “achtergronden”’.
Binnen deze, zorgvuldig tegen alle kritiek ingedekte, opzet is Geschiedenis van de Russische literatuur perfect. De lezer verveelt zich geen moment. Hij wordt niet opgezadeld met al te veel onbekende namen of een ongebreidelde hoeveelheid droge informatie. Zoals ik al eerder heb gezegd gaat Van het Reve met de schrijvers op voet van gelijkheid om als met mensen uit zijn directe omgeving. Sommigen beschrijft hij ironisch, anderen met meegevoel, iedereen heeft zijn zwakke en goede kanten, positieve en negatieve eigenschappen. Een woord als geniaal zul je zelden aantreffen in zijn beschrijvingen. Dit schept voor de lezer een aangename vertrouwdheid, hij hoeft niet op te kijken tegen de grote schrijvers, maar bevindt zich op één niveau met ze, krijgt via anekdotes een blik op hun leven en enig inzicht in hun karakter. Soms worden ze mensen met wie je meeleeft, zoals je meeleeft met personages in een roman. En in een aantal gevallen ontstaat er een boeiend portret van zo'n personage, Tsjernysjevski bijvoorbeeld, of Tsjechov. Het allerbeste is dat van Gontsjarov. Gogol, Poesjkin en Dostojevski zijn minder geslaagd. Anekdotes, toepasselijke citaten uit brieven, citaten van andere schrijvers, vergelijkingen met vertrouwde situaties en beelden uit onze eigen tijd.