Primitieve zucht
Na lezing van Mulders interpretatie ben ik een moment stil gebleven, besprongen door allerlei emoties die varieerden van grote woede tot sprakeloze verbijstering. Vooral de slotregels bezorgden mij enge visioenen van een soort Nieuwe Orde die zich nu zelfs via de literatuur manifesteerde: ‘Deze schrijvende injectiespuit Stoute moet kennelijk zijn eerste werkelijke gemoedsaandoening nog krijgen. Tussen het vuilnis in zijn kraakpand is hij zo zeer afgestompt dat hij voor wat werkelijk mooi is blind geworden is. En dan nu mijn fiets terug.’ Deze regels zijn de apotheose van een door en door leugenachtig artikel, geschreven door een geborneerde figuur die niet alleen zijn beroep door het slijk haalt, maar erger nog, dit beroep misbruikt om een hetze te beginnen tegen een schrijver, zijn werk en in 't bijzonder een kruistocht tegen mijn voormalige lotgenoten, de junkies.
Ook van de bewering die suggereert dat ik altijd de junkie boven de niet-junkie stel (de waanzinnige übermensch-theorie) wordt door mijn boek niet waargemaakt: ik leg uit dat ik op de weg die ik moest gaan mensen ben tegengekomen van wie gezegd kan worden dat zij in hun leven aan de zelfkant méér en vollediger mensen waren dan menig fatsoenlijk schoolmeestertje. Zo staat het in mijn boek, en wat ik er mee wil zeggen, is dat ik in mijn leven genoeg gezien heb om te weten dat een keurig voorkomen, een fatsoenlijke betrekking, een studiehoofd of een in aanzien staande positie, bij lange na geen garantie zijn voor werkelijk fatsoen en innerlijke beschaving. Dit dan in contrast met de volgens velen boven alle twijfels verheven smerigheid van de junk, en in hém de waardeloosheid van alle paria's in onze samenleving. Ik ken de haat waarmee een deel van het volk over ‘die vieze junkies’ (vervang junkies door: negers, gastarbeiders, homoseksuelen, zigeuners, joden) een rap oordeel klaar heeft, waarbij dan niet gesproken mag worden over de machinaties achter de schermen van de grootschalige heroïnehandel. Ik vind dat een gevaarlijke tendens, die roep om een ‘harde hand’ en kampen om alle verslaafden in op te sluiten. Ik verzet mij tegen het creëren van een leefklimaat waarin de primitieve zucht naar makkelijk herkenbare zondebokken de weg vrij moet maken om straks al onze onlustgevoelens op deze schuldenaren te kunnen botvieren. ‘Weeg uw stenen,’ schreef ik in Uit het Achterland, en zie, cultuurflens Mulder begint in 't wilde weg te smijten; niet met keien, want daarvoor is hij te krachteloos, het zijn zijn eigen drollen die hij gooit.
Ik daag Mulder uit te komen aanwijzen op welke pagina in mijn boek, ik de junkie ‘vaak een buitengewoon nobel karakter’ toedicht. Mulder had dit gedraai nodig om te kunnen doen geloven dat ik de stelende verslaafde de hemel in prijs, met de aantekening van zijn kant dat ‘wie wel eens bestolen is daar misschien anders over denkt’ - om deze bizarre kronkel te ontzenuwen hoef ik maar uit mijn boek te citeren: ‘Het is niet met trots dat ik aan deze (criminele) gebeurtenissen terugdenk, en deze die ik noem zijn maar enkele van de vele, de dingen die ik niet ontkennen kan, daden die ik onmogelijk zou kunnen verheerlijken, wat mijn aandeel ook was, handlanger of zelfstandig opererend, schaamte omtrent deze en andere daden... Maar niet en nooit de schaamte die mij zou doen zeggen, al of niet in het kader van een “therapie”: veracht mij, ik ben het smerigste wezen dat op twee benen rondloopt: Dat is de schaamte die uit leugenachtigheid voortkomt, daarmee wil ik in mijn leven afgerekend hebben. Het is mij genoeg dat ik elke dag de Som der Daden zie opgetekend, ik ben mij bewust van de rente die mijn eigen verleden mij berekent...’ (pag. 45). Mulder toont zich als een baas die elke sollicitant met een ‘verleden’ onder de neus houdt: Eens een dief altijd een dief! Deze geborneerdheid gaat behoren tot de rente die mijn verleden mij blijft berekenen, getuige het gezeur over zijn fiets en het aan mijn persoon verbinden van het etiket ‘deze schrijvende injectiespuit Stoute’.
Al schrijvende aan mijn antwoord werd ik door de VPRO-radio, en door Radio Stad gevraagd om commentaar te geven op Mulders uitlatingen. Ook Reinjan Mulder kwam aan het woord. Ja, hij deed het om te schoppen, was boos om de diefstal van zijn fiets, vond dat andere critici alleen maar over de literaire aspecten hadden geschreven en dat hij nu eens kwaad wilde zijn op de junkies. En ja, dan vond hij ook dat Stoute de academische schrijvers aanviel, zodat onze reine criticus zich geroepen voelde deze schrijvers, stuntelend en stamelend, te verdedigen. God sta de academische school bij met een pleitbezorger als Reinjan Mulder.