Vertaald
Raspoetin en enkele verhalen door Klabund, vertaling Hermien Manger en Thomas Rosenboom (Kwadraat, 115 p., f 15, -). De Duitse schrijver Alfred Henschke (1890-1928) is bekend geworden onder de naam Klabund. Nadat hij in aanraking geweest was met het gerecht week hij uit naar Zürich waar hij tot 1918 bleef. Klabund leefde kort maar hevig. Hij was medeoprichter van het Berlijnse cabaret Schall und Rauch in 1919, hij raakte in literaire schandalen verwikkeld en kreeg een proces wegens godslastering. Bovendien schreef hij gedichten, verhalen, romans, toneelstukken en maakte hij talloze vertalingen van onder ander Chinese, Japanse en Perzische gedichten. Een veelzijdig auteur die soms maniëristisch aandoet maar in elk geval virtuoos genoemd kan worden. Met vakmanschap beoefent hij de meest uiteenlopende stijlen waarvan in deze bundel enkele proeven zijn opgenomen. Raspoetin dat 61 pagina's telt maar door Klabund toch een roman werd genoemd heeft een historisch, autobiografisch en parodistisch karakter. Volgens Chris van der Heijden, die een nawoord schreef, is Klabund volstrekt ten onrechte een vergeten schrijver. Hij meent ook dat deze schrijver vaak zo oppervlakkig is dat hij dieper gaat dan al die zogenaamde diepgang van grote literatoren en noemt in dit verband Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt en Erich Kastner. Zelf heb ik het meest genoten van het absurde verhaaltje De Jockey. De merrie Atlanta, die door de op haar verliefde berijder Tilly gedoopt is, geeft de stervende jockey een genadeslag met haar hoef. Een geval van beestachtige euthanasie.
Een respectabel heerschap door Ivy Compton-Burnett, vertaling Mea Flothuis (Contact, 180 p., f 24,50). Sla Een respectabel heerschap op een willekeurige bladzijde open, dan valt onmiddelijk op dat de regels vaak niet ‘vol gezet’ zijn. De roman bestaat voor 99 procent uit dialogen en om de gesprekspartners gemakkelijk uit elkaar te kunnen houden, begint elke nieuwe spreker op een nieuwe regel. De enorme hoeveelheid aanhalingstekens suggereert spreektaal weer te geven; niets is minder waar. Het is echte boekentaal die onnatuurlijk cverkomt. Er wordt haarscherp geformuleerd, de taal lijkt het enige instrument dat mensen ter beschikking staat en het wordt veelvuldig gebruikt als wapen. Van de kant van de lezer is enig doorzettingsvermogen nodig om aan de stijl te wennen, toch is het een spannend verhaal dat rond de eeuwwisseling speelt en de relaties van mensen uit de hogere kringen beschrijft. Ivy Compton-Burnett doet dat met een vals soort humor die haar een briljant en oorspronkelijk schrijfster maakt. Wellicht is zij een moralist, hetgeen ze meedeelt ontaardt echter nooit in zedenprekerij. De hoofdpersoon Hereward is schrijver, hij trouwt omdat hij nageslacht wil maar heeft intussen een broeierige verhouding met zijn eigen zuster, verwekt een kind bij zijn schoonzus en later nog een bij de verloofde van zijn oudste zoon. Zijn gezicht verliest hij nooit; hij blijft een respectabel heerschap. Ethel Portnoy raakte verslaafd aan het werk van Compton Burnett; dus u bent gewaarschuwd.
Logboek van een terugkeer naar mijn land door Aimé Césaire, vertaling Simon Simonse (In de Knipscheer, 128 p., f 29,50). Aimé Césaire is in 1913 op Martinique geboren. Hij studeerde letteren te Parijs waar hij in contact kwam met Afrikanen die net als hij niet langer in het gareel van de westerse beschaving wilden lopen. Césaire is medeoprichter geweest van het tijdschrift l'Etudiant noir en heeft de négritude-beweging in de Afrikaanse letterkunde sterk gestimuleerd. In de jaren vijftig was hij een van de eersten die het opkomende vrijheidsbesef en internationalisme van zwarten in Afrika, Amerika en Europa verwoordde. Zijn oeuvre bevat essays, toneelstukken en poëzie, waarin de invloed van Rimbaud waarneembaar is. In Logboek van een terugkeer naar mijn land wordt de feitelijke terugkeer naar de Antillen beschreven die samenvloeit met een denkbeeldige terugkeer naar Afrika. (Césaire weet zich een afstammeling van uit Afrika gedeporteerde slaven en voelt nog steeds heimwee.) Zijn surrealistische poëzie wordt gekenmerkt door een voortdurende explosie van verrassende beelden en gevoelens, een enorme taalrijkdom en een apocalyptische visie op een nieuwe wereld waarin vrijheid voor de onderdrukten zal heersen. Op de linkerbladzijde wordt de Franse versie en op de rechterbladzijde de vertaling gegeven van dit cahier dat in 1939 voor het eerst is uitgebracht door een Parijs' tijdschrift. Het kreeg toen niet de nodige weerklank, klaagt André Breton in het in 1943 geschreven nawoord terwijl hij dit gedicht ‘het grootste lyrische monument van onze tijd’ noemt. Jammer dat er voor de hedendaagse lezer geen (nieuwe) inleiding geschreven is; die zou wel op zijn plaats zijn.
MARIJKE HILHORST