[Nummer 41 - 12 oktober 1985]
Ter zake
Diny Schouten
Op 31 oktober zal de winnende roman voor de Booker-McConnell prijs 1985 (£15.000) worden bekendgemaakt. De jury, die dit jaar bestaat uit Nina Bawden, Jack Lambert, Joanna Lumley en Marina Warner, gaat kiezen uit Peter Carey, Illywhacker; Iris Murdoch, The Good Apprentice; Doris Lessing, The Good Terrorist; Jan Morris, Last Letters from Hav; J.L. Carr, The Battle of Pollocks Crossing; en Keri Hulme, The Bone People. ‘It is a good middlebrow list,’ is het minzame commentaar van The Times.
Direct mail, ofwel post waar men niet om heeft gevraagd, mag wel de methode bij uitstek heten waardoor wij ons bewust blijven dat wij zuchten onder het Grootkapitaal. Verbazing derhalve om een dergelijk poststuk uit Peking te ontvangen. ‘Het kon, omdat China sinds twee jaar open is voor commerciële activiteiten,’ meldt Michel Vassalluci van de in het voorjaar van 1985 opgerichte uitgeverij Arena, die van daaruit tweeduizend prentbriefkaarten liet sturen aan Nederlandse en Vlaamse boekhandels, ter plekke van een uiterst begeerlijke postzegel voorzien door haar ‘man in China’, een service van de Vereniging Nederland-China. Het spectaculaire stuntwerk vestigt de aandacht op de eerste, ambitieuze, uitgaven van Arena: een roman van driehonderd pagina's van de Franse sinoloog Jean Lévi, Tj'in, ‘een soort vermenging van feit en fictie, kortom, een soort Chinese Naam van de roos’. Onder de ‘verheven’ eerste keizer van China, Tj'in Sjehwang-ti, ontstond het enige menselijke bouwwerk dat vanaf de maan zichtbaar is: de Chinese Muur. Lévi beschrijft Tj'ins meedogenloze projecten (de Muur werd het graf van honderdduizend slaven) in ‘een meeslepend drama over machtswellust van een krankzinnige megalomane heerser die ervan droomt zijn onderdanen te besturen zoals machines’. Zo staat het in de aanbiedingsfolder. Op de briefkaart zijn de woorden ‘wreed en wellustig, heerszuchtig en geraffineerd’ weggelaten in de afbeelding van de cover, ‘we waren bang dat we moeilijkheden met de censuur zouden krijgen, hoewel de Vereniging Nederland-China (terecht) voorspelde dat er geen enkele moeilijkheid zou zijn’. Le grand empereur et ses automates stond lange tijd op de Franse top-twintig lijst. Dat de uitgever,
Albin Michel, de rechten gunde aan een beginnende uitgeverij, heeft te maken met het onuitroeibare chauvinisme van zijn landgenoten, vermoedt Vassalluci, ‘Franse uitgevers hebben moeite met de meestal Engelssprekende agenten door wie de grote Nederlandse literaire uitgeverijen zich in Frankrijk lgten vertegenwoordigen, serieus te nemen.’ Uitgeverij Arena, die van plan is de zaken ‘zeer professioneel’ aan te pakken, is ook erg tevreden over het aantal genoteerde bestellingen tijdens Vers voor de Pers. De stand trok belangstelling met meer dan levensgrote beelden van Chinese krijgers, gemaakt door de Nederlandse beeldhouwster Joan Seyferth, die er een hele compagnie van wil samenstellen. Mevrouw Seyferth werd geïnspireerd door de replica's van 7000 terracotta krijgers, bij opgravingen in 1974 aangetroffen in de grafheuvel van Tj'ing Sje-hwang-ti, waarvan in 1982 een aantal in Keulen te zien was.
In november verschijnt bij uitgeverij Ambo een vertaling van They Shoot Writers, Don't They? van George Theiner, hoofdredacteur van het tweemaandelijkse tijdschrift Index on Censorship (39c Highbury Place, London N5 IQP). Het comité Index on Censorship Nederland, waarin de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA) samenwerkt met De Balie/De Populier, organiseert op 30 november en 1 december een tweedaags congres over censuur, dat men had willen laten openen door de Tsjechische schrijver Milan Kundera. Directeur Ivo Gay van Ambo, persoonlijk bevriend met de in Parijs woonachtige Kundera, werd belast met de opdracht het hem te vragen. Gays missie is inmiddels mislukt. ‘Kundera wil absoluut geen politieke uitspraken doen,’ meldt Gay, die door zijn vriend met hel en verdoemenis is bedreigd, mocht hij Kundera's telefoonnummer onthullen. ‘Mensen maken Kundera uit voor dissident, en dat maakt hem furieus. Een lezing voor het congres over censuur zou hem dwingen politieke standpunten in te nemen.’ Ook de vurige verlangens van de Nederlandse media naar interviews hebben Kundera afgeschrikt: ‘Hij is heel geïrriteerd over de interviews (zo'n tweehonderd) die hij na het verschijnen van The Unbearable Lightness Of Being heeft gegeven, waarvan honderd tachtig oppervlakkig zo niet weinig waarheidsgetrouw bleken te zijn. Kundera's standpunt is: ik schrijf boeken, dat is mijn medium, waarom zou ik in tien minuten moeten uitleggen wat me jaren bezighoudt?’ Gay, die Kundera als auteur had aangebracht bij Unieboek/Agathon (‘waar ik heb moeten vechten om hem in het fonds te houden, omdat van Het boek van de lach en de vergetelheid en Het leven is elders na vijf jaren nog slechts
vijftienhonderd van de drieduizend verkocht waren’) heeft, door een vriendschappelijke overeenkomst met zijn vorige werkgever, Kundera ‘mee kunnen nemen’ naar Ambo, op diens uitdrukkelijke verzoek. Wel zullen de tot dusver uitgegeven romans herdrukt worden als co-produkties van Agathon/Ambo. Bij Ambo verschijnt volgend jaar een verzameling van nieuwe en oude essays (‘die, waar hij nog achter staat’). In een daarvan, een essay dat de vorm heeft van een ‘woordenboek van ideeën’, geeft Kundera als persoonlijk commentaar op het woord journalist: ‘Ik heb besloten om nooit meer een interview te geven.’
In Publishers Weekly adverteert Pocket Books met ‘een nieuwe manier om Harold Robbins te verkopen’: om de lezers zoet te houden in afwachting van de nieuwste Harold Robbins geeft Pocket Books een serie ‘thrilling stories’ uit, ‘set in glamourous locations with powerful men and sexy women’. Op de cover valt de naam van de auteur een beetje weg naast de twaalfpuntsvermelding van de merknaam van de serie: Harold Robbins presents, wat vast bedacht is naar analogie van Alfred Hitchcock Presents. Hetzelfde ‘gouden idee’ viel op in de naj aarsaanbieding van uitgeverij Het Spectrum, waar Tomas Ross en Maj Sjöwall zes nieuwe thrillers ‘presenteren’, zij het dat Het Spectrum voor een ten opzichte van de auteur wat elegantere belettering koos. Ross legt desgevraagd uit dat het idee ontstond nadat hij Maj Sjöwall in december 1984 ontmoet had voor een interview in Vrij Nederland. ‘Ze stond enigszins stil na de dood van Per Wahlöö, ze hielp wel wat met filmscripts, en publiceerde poëzie in Kopenhaagse tijdschriften, maar ze is te verlamd door een soort faalangst om met een nieuw boek te komen, ook al omdat ze zich min of meer distantieert van de politieke betrokkenheid van de Sjöwall-en-Wahlööromans. Ik was gevraagd om te adviseren bij het - wat stoffig geworden - thrillerfonds van Het Spectrum, en ik heb haar in een opwelling gevraagd of zij mee wilde werken, omdat ze uitstekend op de hoogte is van buitenlandse thrillers en detectiveliteratuur. Daar zei ze ja op. Zij brengt nu de Scandinavische policiers aan.’ Ross zegt niet bang te zijn dat onder de vlag van zijn naam en die van Maj Sjöwall boeken zullen herdrukt worden die hen niet aanstaan. ‘Ik heb als eis gesteld dat het
fonds wordt schoongemaakt. Oorspronkelijk was het wel een goed fonds met auteurs van klasse: Dorothy Sayers, Ellery Queen, Patrick Quentin, maar het is twintig jaar stil blijven staan, er werden geen nieuwe namen gekweekt.’ Ross en Sjöwall hebben voorlopig alleen bemoeienis met de paperi back-serie van Het Spectrum, niet met de pockets. De omslagen van de paperbacks zien er naar Nederlandse begrippen nogal ‘wild’ uit: ‘Een beetje Amerikaans, ja, met aanbevelingen uit de Washington Post en Vrij Nederland en zo. De boekhandel reageert er nogal fronsend op, maar ik hou er wel van. Oók dat het promotie betekent voor mijn eigen naam.’