[Gesprek met kinderboekenschrijfster Els Pelgrom - vervolg]
ik niet verder meer. Die fantasie heeft zo de overhand gekregen, nu moet ik iets heel anders gaan doen. Daarom sta ik een poos stil en dat is heel prettig, want ik ben lui. Die andere boeken kwamen achter elkaar, als ik met de één nog niet klaar was was ik in mijn hoofd al met de volgende bezig. Ik heb altijd lang lopen broeien voordat ik papier durfde te pakken. Nu zit er niets te broeien, terwijl ik De Olifantsberg al een jaar geleden heb ingeleverd. Als er niets meer komt vind ik het ook niet erg. Ik wilde een paar boeken schrijven over de dingen die in m'n hoofd zitten, maar ik hoef niet zo nodig “schrijfster” te zijn. Als er weer wat komt, ga ik weer schrijven, als er niets komt moet ik mijn brood gaan verdienen. Dat is een ander punt, dat is vervelend.’
Heb je een bepaald doel voor ogen, als je schrijft?
‘Ik denk dat ik een bepaalde structuur wil hebben, een rond verhaal wil maken. Ik geef mezelf een opdracht om een gave structuur met een kop en een staart te maken, met een climax, of juist niet. Ik ben nu ook veel meer met de woorden bezig, ik schrap veel, al het overbodige moet eruit. Het klinkt erg overdacht, maar het gaat in werkelijkheid heel intuïtief. Maar als het af is en het klopt niet, dan gaat het zo de prullemand in, dan mag het niet.’
Gooi je vaak iets weg?
‘Ja vooral bij De Olifantsberg. Daar heb ik zo mee geworsteld. Ik was te uitvoerig, ik liet niets aan de verbeelding over, alles vertelde ik, hoe het er uitzag en zo. Het werd ellendig, het werden poppehuizen. Ik wantrouwde de lezer kennelijk en ik vertrouwde mezelf niet met dit materiaal. Ik werd er soms wanhopig van, ik heb er meer dan twee jaar aan gewerkt.’
Het boek begint met Mario, een jongetje dat aan de overkant van het dal een olifant ziet. Die Mario is er door Els Pelgrom pas later bijgemaakt, eerst begon het verhaal met Pad.
Die had ik in Italië gezien, hij schuifelde zo langs het huis in Umbrië waar ik toen zat. Pad is helemaal Oblomow, dat is puur plagiaat zo nu en dan. Ik ging naar de film Oblomow toen ik het boek afhad en ik zag zinnen, onderschriften die ongeveer net zo in het boek staan. Ik kreeg een rooie kop vanwege het plagiaat. Maar eigenlijk vind ik het heel leuk en ik vind dat het moet mogen. Er staat een stukje in het boek als Marter afscheid van Pad neemt en dat is net een stukje slecht vertaald Russisch, Stolz die afscheid neemt van Oblomow. Hij zegt dan ‘vaarwel, beste vriend’ en het lijkt heel slecht, hartstikke ouderwets vertaald Russisch. Daar zit ik hardop om te lachen als ik het zo uit mijn schrijfmachine zie rollen.’
Zulke dingen kunnen lezers nauwelijks uit haar boeken halen zegt ze, het gaat vaak om hoogst particuliere binnenpretjes. ‘Om Sofie hebben Khing en ik zo moeten lachen. En we krijgen brieven van mensen die erom hebben gehuild. Terwijl ik steeds een stukje naar Khing stuurde en die belde dan op dat het nu wel heel gemeen was wat ik had geschreven, wel erg van dik hout zaagt men planken. Ik begrijp niet dat mensen dat niet zien, het is zo overdreven allemaal, bijna satire. Ik vind het eng dat mensen erom snotteren.’
Wat is dat dan? Sentimentaliteit?
‘Ja, het roert een snaar die ik niet heb. Klein meisje gaat dood. Maar daar kan ik niet over huilen, echt niet. Het is in het boek de reden dat ze alles van het leven wil weten, een hele goede reden, vind ik, want dan heb je haast. Er wordt in onze cultuur wel een beetje eng gedaan over dood, daar ben ik het niet mee eens. Ja, natuurlijk is het treurig als een kind doodgaat, dat is vreselijk. Maar ik laat Sofie toch niet in haar bed verpieteren? Dat zou ik niet uit m'n pen gekregen hebben. Ze komt op een mooie manier door de dood heen en wat er daarna gebeurt is ook prachtig.’
Is die donkerblauwe auto het allermooiste wat je kon bedenken?
‘Ja. Zo'n auto bestaat, weetje dat? Het is een Chinese speelgoedauto, die toetert en waarbij lichten flitsen. En dan bonbons en moppen vertellen. Een happy end met je vriendje. In zo'n auto wil ik wel naar de hemel of wat er dan is.’