Kunstenaar
Hij kritiseert de psychoanalyse bovendien omdat de vooroordelen van de eigen tijd er onverminderd in doorwerken: in het beeld van ‘pathologisch’ de norm van gezondheid van de medische wetenschap, in het idee ‘normaal’ de moraal van de burgerij. In plaats van deze tweedeling hanteert Rank een driedeling op basis van de gerichtheid van de wil: de ‘normale mens’ weet zijn wil aan te passen aan het gangbare normenpatroon. De vanzelfsprekende geldigheid daarvan is voor het ‘neurotische type’ niet langer acceptabel, daarin lijkt hij op ‘de kunstenaar’. Maar hij is een ‘artiste manqué’, want anders dan het type van de kunstenaar is zijn wil destructief gericht - ook tegen zichzelf - in plaats van constructief: in zelfacceptatie en in de creatie van een persoonlijk doorleefde ethiek. In deze typologie doelt Rank niet op de kunstenaar als de producent van kunst, maar op een bepaalde mentaliteit, die van een ‘levenskunstenaar’.
In zijn kritiek op Freud formuleert Rank standpunten die opvallend verwant zijn aan die van Menno ter Braak in ‘Nietzsche contra Freud’ in Politicus zonder partij (1933), ook wat betreft zijn benadering van de psychoanalyse als wetenschap. Ondanks het postulaat van het onbewuste - zo stelt Rank - is die een op rationaliteit georiënteerde ideologie, die wordt gevoed door een aanspraak op de hoogste waarheid en de constructie van deterministische wetmatigheden. Daarom is de psychoanalyse een geloof als alle andere; Rank rekent daartoe overigens ook de wetenschap in het algemeen, en de kunst. Rank vindt niet dat dergelijke geloven als illusoir ontmaskerd dienen te worden - zoals Freud wilde ten aanzien van de religie - maar dat zij als ‘collectieve oplossingen’ ter bezwering van de existentiële angst onderkend moeten worden én in hun produktieve werking én in hun effectiviteit. De macht van de ideologie doet niet onder voor de kracht van het instinct, aldus Rank.
Tot in 1930 kan hij in Amerika tamelijk ongehinderd werken. Maar in dat jaar wordt het offensief van de orthodoxe Freudianen onder leiding van A.A. Bril frontaal en Rank wordt elke mogelijkheid tot beroepsuitoefening in analytische kring ontzegd. Dat brengt hem in een diepe crisis en hij gaat op zoek naar zichzelf.
In het begin van het boek stelt Lieberman dat Rank in wezen een kunstenaar is en hij maakt deze visie op Rank als kunstenaar die gericht is op de wetenschap, in Acts of Will zeer zeker aannemelijk. Toch lijkt het mij dat de beschouwelijke manier waarop Rank zich op die identiteit richt (bijvoorbeeld in Der Künstler), blijk geeft van een vorm van reserve. Hij lijkt niet volledig identiek te worden met zijn (zelf)creatie en zodoende is er een spanning waarneembaar tussen wat hij daadwerkelijk realiseert en wat hij zou willen verwezenlijken. Die spanning lijkt de motor te zijn voor zijn zoektocht. Hij komt steeds dichter bij zijn doel en deze crisis heeft dat proces versneld. Was de kunstenaar in zijn vroegere werk iemand met een welomlijnde identiteit, een cultuurvernieuwer, later benadrukt hij dat het gaat om iemand die open staat voor creatieve gewaarwordingen en die gericht is op het leven zelf (bijvoorbeeld in Art and Artist)
Als Rank uit zijn crisis komt is zijn hang naar eenvoud groter dan ooit. Hij voelt zich als herboren, eindelijk kan zijn ‘oude natuurlijke zelf’ een kans krijgen en hij noemt zich grappend ‘Huck’ naar de kwajongen Huckleberry Finn van Mark Twain. Hij geeft het schrijven min of meer op: ‘There is allready too much truth in the world!’ Het liefst zou hij helemaal op willen houden met werken (hij is docent aan twee scholen voor maatschappelijk werk), ook omdat hij vaak ziek is, maar financieel is dat onmogelijk. Toch komt het op een gegeven moment zo ver dat Estelle en hij zich terug kunnen trekken op het Californische platteland. Eindelijk zal hij voor zichzelf kunnen gaan leven. Dat heeft hij echter nooit mogen meemaken. Ranks ziekte krijgt een onverwachte wending en hij sterft, pas vijfenvijftig jaar oud, in 1939, drie maanden na Freud. Het laatste woord dat hij uitspreekt is ‘komisch’. Deze milde verzoening met zijn lot getuigt misschien van een grotere allure dan ooit zijn gedreven ‘struggle for life’.
Nu de orthodoxe psychoanalyse terrein verliest lijkt de tijd rijp voor een herontdekking van Rank. In 1982 verscheen voor het eerst sinds dertig jaar een monografie over zijn werk: Otto Rank, A Rediscovered Legacy van Esther Menaker. En nu is er dan deze (intellectuele) biografie van James E. Lieberman: Acts of Will. Een monument van een boek; niet als een op de geschiedenis gerichte nagedachtenis, maar een memorie voor de levenden.
■