[Nummer 40 - 5 oktober 1985]
Ter zake
Diny Schouten
In het halfjaarverslag van het Elsevier/NDU-concern (25% meer winst over de eerste helft van 1985 vergeleken met dezelfde periode in 1984) stonden minder fleurige berichten over de bedrijfsuitkomsten van de Nederlandse publieksboeken- en tijdschriftenuitgeverijen. De term sanering van onrendabele activiteiten viel, en vaak wordt van zulk gezond-maken niet ieder beter. Dat blijkt het geval: het aantal medewerkers van de literaire uitgeverijen van Elsevier zal in het komende halfjaar teruggebracht moeten worden van 180 naar 130. Het overleg daarover met de ondernemingsraad moet overigens nog worden gevoerd. Ook de huisvesting (Rivierstaete aan de Amstel) wordt te begrotelijk. Met een verhuizing naar de Jan van Galenstraat, zetel van de concerndirectie, hoopt men eveneens de te hoog geworden overheadkosten terug te dringen. Elseviers ‘literaire imprint’ Manteau-Amsterdam zal na de zomeraanbieding van 1986 verdwijnen. Toine Akveld, die na het vertrek van Jan Bogaerts (naar Christofoor) het vertaalde fonds van Manteau-Amsterdam gaat beheren (naast Thomas Rap voor de oorspronkelijk Nederlandstalige literatuur) wil af van de zijns inziens ‘calvinistischhypocriete’ scheiding tussen zogeheten pulp en literatuur ‘van niveau’ die onder verschillende imprints werden gebracht. Onder zijn leiding zullen daarom beide genres gaan verschijnen met het Elsevier-etiket: ‘van Konsalik tot Böll, van Uwe Johnson en Erica Jong tot Anthony Burgess, schrijf dat maar vast.’ De Nederlandse auteurs zullen door Thomas Rap onder diens eigen naam worden uitgebracht. De naam Manteau-Antwerpen blijft behouden voor het Vlaamse fonds, alleen zal het noemen van de plaatsnaam tot veler verlichting niet langer strikt noodzakelijk zijn.
Op initiatief van de cineasten Rob Hemker en Jan van Vuure is vorig jaar de stichting Schrijvers in Beeld (Stadionweg 98, 1077 SR Amsterdam) opgericht. Door ‘startsubsidies’ uit het Fonds voor de Letteren van WVC, van het Prins Bernhard Fonds, het Comité Zomerpostzegels en door financiële steun van IBM en een aantal uitgeverijen, kan Schrijvers in Beeld nu reeds elf schrijversportretten op video (alle systemen) te huur aanbieden. De doelgroepen zijn basisscholen, scholen voor beroepsonderwijs en middelbare scholen, de huurprijs is f 39, - voor vijf dagen. Dolf Verroen legt aan kleuters uit hoe een boek gemaakt wordt, Thea Beekman toont de historische plekken waar ze haar verhalen laat spelen, Remco Campert leest gedichten voor op de plaatsen waar ze ontstonden (Parijs, Kijkduin), Yvonne Keuls interken, en ook Ward Ruyslinck, Bert Jansen, Maarten 't Hart, Mies Bouhuys, An Rutgers van der Loeff, Marten Toonder en Simon Vinkenoog werden in die formule, als gids in hun eigen verleden, gefilmd. Doordat de ondervragers onzichtbaar bleven, en de vragen weggeknipt, ontstonden eerder zelfportretten dan portretten. De programma's duren ongeveer een half uur, en de service van de stichting gaat zover dat ook gratis ‘lessuggesties’ worden bijgeleverd. Het portretteren van (nog) levende schrijvers is niet de enige doelstelling van de stichting. Hemker en Van Vuure verzamelen ook ouder beeldmateriaal onder andere van de televisieomroepen. Doordat het materiaal aan het Letterkundig Muviewt de personages uit haar boeseum ter beschikking wordt gesteld, gaat het, net als in het Centre Pompidou, mogelijk worden om aldaar audio-visuele archieven te raadplegen.
De dichter Fetze Pijlman, wiens gedichten voor jongeren Voor het eerst onlangs zijn bekroond met de ‘Vlag en Wimpel’ van het CPNB, is door uitgeversmaatschappij Holland in Haarlem aangezocht om de befaamde Windroos-reeks de roep van weleer te bezorgen. Eertijds, dat wil zeggen vanaf 1950, debuteerden of publiceerden de dichters Remco Campert, Simon Vinkenoog, Paul Rodenko, Hans Andreus, Jan Hanlo, Hans Warren, J.B. Charles, Gerrit Kouwenaar en Sybren Polet bij de Windroos. De redacteur van toen, Ad den Besten, trad met wat wel het ‘Windroos-circus’ genoemd werd op in den lande: poëzieavonden waarop de dichters uit zijn stal voorlazen uit eigen werk. Toen de Vijftigers naar De Bezige Bij vertrokken, wist Den Besten in de jaren zestig de namen aan te trekken van Buddingh', Mischa de Vreede, Nico Scheepmaker, Huub Oosterhuis, Guillaume van der Graft, Peter Berger en Coen Poort. Den Besten redigeerde de reeks tot 1972, Hans Andreus volgde hem op. Na Andreus' dood zijn Jan van der Vegt en Pim de Vroomen een korte tijd redacteur geweest, waarna het stil werd rond de reeks. De namen van de dichteressen van de laatste drie deeltjes, verschenen onder de huidige directeur Rolf van Ulzen, klinken weinig vertrouwd: Tiele Rümke, Wenda Focke en Margot H. den Hartog. Fetze Pijlman aarzelt om al iets te zeggen over zijn plannen als adviseur van de reeks. Hij hoopt dat een paar ‘oude’ bundels herdrukt kunnen worden, en hij wil de serie niet beperken tot poëzie, maar er ook novellen en essays in laten verschijnen. ‘Ik zoek nog naar een sterk debuut’ is alles wat hij voorlopig kwijt wil.
De jaargang 1985 van het tijdschrift De Wolfsmond zal dit jaar worden afgesloten met twee dubbelnummers, een nummer gewijd aan muziek en een ‘afscheidsnummer’, waarna het tijdschrift zal ophouden te bestaan. Financiële problemen hebben de uitgever, Jeroen Koolbergen van Tabula, daartoe genoodzaakt, al heeft een breuk tussen beide redacteuren, de cineast Ramón Gieling en de dichter Peter Nijmeijer, zijn besluit verhaast: ‘Ik zou anders nog één jaar subsidie hebben aangevraagd.’ Zowel de redacteuren als de uitgever betreuren het verscheiden van het kwartaaltijdschrift, waarvan hoogst bijzondere themanummers zijn uitgebracht. Nummer 6 ging over ‘geestesziekte en kunst’, nummer 7 over het filmscenario als oorspronkelijk medium, nummer 8 over ‘Avantgardeliteratuur rond 1920’, nummer 9/10 was een literairculturele pendant van het beroemde Gidsnummer over de dood, nummer 11 gaf veel nieuwe toneelteksten van Nederlandse auteurs en nummer 12 had als thema ‘poetry of place’: landschappen in poëzie en proza. Koolbergen, die het (toen nog) éénmanstijdschrift van Gieling overnam vanaf nummer 7, was uiterst tevreden over de experimentele typografie van het blad: ‘Wij hebben geprobeerd iets héél moois te maken, te goed voor Nederland.’ Een reden voor hem om narrig te zijn over de geringe aandacht voor De Wolfsmond in de tijdschriftrubrieken: ‘Nummer 7, dat bij uitzondering wél gerecenseerd werd in NRC en Vrij Nederland, had een beduidend hogere verkoop. Omdat ik niet over de middelen beschik om abonnees te werven, moest het blad wel in boekvorm verschijnen, waardoor je afhankelijk bent van wat de media erover schrijven.’ Gieling en Nijmeijer, niet meer ‘on speaking terms’, maken beiden de indruk wat aangeslagen te zijn door hun brouille.
Nijmeijer had gewild dat wat méér mensen in de redactie zouden zijn opgenomen, waartoe onderhandelingen werden gevoerd met Kester Freriks, Huub Beurskens en de cineast Frans van der Staak. Toen dat niet lukte is hij opgestapt. Gieling, die het tijdschrift een te zware belasting begon te vinden, erkent ‘wel een beetje geraakt’ te zijn door het bericht dat hem kort nadien bereikte dat Peter Nijmeijer en Huub Beurskens plannen hebben voor een nieuw literair tijdschrift, waarin uitgeverij Meulenhoff geïnteresseerd is.