Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Wacht tot het Voorjaar, Bandini door John Fante Vertaling: Mea Flothuis Uitgever: Meulenhoff, 196 p., f 32,50
| |
AfkomstDe hoofdstukken in Wacht tot het voorjaar, Bandini worden afwisselend vanuit het perspectief van vader Svevo en zoon Arturo verteld. Arturo is de oudste zoon, veertien jaar, en een miniatuuruitvoering van Svevo. Ze gaan alle twee prat op hun mannelijkheid maar hebben in feite een klein hartje. Ze nemen het geen van beiden zo nauw met het roomse geloof, maar zijn als puntje bij paaltje komt, doodsbenauwd dat ze het te bont hebben gemaakt in Gods ogen. Vooral Arturo is zich er constant van bewust dat hij het ene gebod na het andere breekt. ‘Nee, Arturo wist zeker dat hij niet regelrecht naar de hemel zou gaan. Hoe hij het vooruitzicht ook vreesde, hij wist dat hem een lange zittingstijd in het vagevuur te wachten stond.’ Zowel Svevo als Arturo hebben gemengde gevoelens over hun Italiaanse afkomst. Natuurlijk kunnen ze die niet verloochenen, en zo nu en dan zijn ze er zelfs trots op. Maar meestal is zijn afkomst Svevo een blok aan het been, vooral als hij werk wil bemachtigen of een vrouw wil versieren. En wat Arturo betreft: ‘Zijn naam was Arturo, maar hij haatte die en wilde John genoemd worden. Zijn achternaam was Bandini, en hij wou dat het Jones was. Zijn vader en moeder waren Italianen, maar hij wou een Amerikaan zijn.’ Zoals zoveel veertienjarige jongens wil Arturo erbij horen, zich niet onderscheiden van de anderen, en dan kan zo'n Italiaans uiterlijk je nog behoorlijk in de weg zitten. Ook hebben vader en zoon beiden gemengde gevoelens over de spil van het gezin, Maria. Natuurlijk houden zij van haar, zielsveel zelfs. De tengere Maria is onuitsprekelijk vroom, onuitsprekelijk vriendelijk, zij houdt onuitsprekelijk veel van Svevo en haar kinderen. Zij zou gewoon perfect zijn als zij niet zo perfect zou zijn. ‘Had die vrouw nu maar een tekortkoming gehad die een verhullende schaduw wierp over zijn eigen zwakheden. Neem nu Teresa De Renzo. Hij zou met Teresa De Renzo getrouwd zijn, als ze maar geen gat in haar hand had gehad, niet zo'n kletskous was geweest en als haar adem niet naar een riool had geroken (...) Wel, bij een vrouw als Teresa had hij met alle genoegen de Imperial Poolhall tien dollar gegeven bij een spelletje poker. Je hoefde maar aan die adem, die kwebbelmond te denken, om God te danken dat je de kans kreeg je zuurverdiende geld over de balk te gooien. Maar niet Maria.’ Zo redeneert Svevo, en op dezelfde wijze redeneert Arturo als hij zijn zonden overdenkt. Maar Maria mag dan zo vroom en zelfopofferend zijn als de moeder van God, haar hartstochtelijke aard krijgt zo nu en dan toch de overhand. Als zij niet verteerd wordt door liefde en godsvrucht, dan wordt zij verteerd door haat (een tussenweg is er niet) en zo kan het gebeuren dat zij, als Svevo een slippertje heeft gemaakt met een rijke Amerikaanse weduwe, met haar tien vingers naar zijn ogen klauwt en naar beneden krabt, ‘een zingende kracht in haar tien lange vingers die bloedstrepen trekken in zijn gezicht’. Wacht tot het voorjaar, Bandini is een melodrama, waarin heftige emoties en grootse effecten niet geschuwd worden, waarin herkenbare problemen met veel humor en mededogen worden verbeeld, en waarin de liefde voor en de betrokkenheid met de personages op glasheldere wijze wordt weergegeven. Ditzelfde ontwapende en weldadige effect weet John Fante in zijn korte verhalen te bereiken. In The Wine of Youth zijn twintig van zijn verhalen gebundeld. (Het verhaal ‘Een van ons, is gepubliceerd in de Kunstbijlage, VN 27-7-'85.) De verteller in het eerste deel is Jimmy Fontana (Arturo Bandini, in een iets andere gedaante). De eerste dertien verhalen (al in 1940 onder de titel Dago Red gepubliceerd) sluiten bij elkaar aan en beschrijven de wederwaardigheden van een Italiaans-Amerikaans metselaarsgezin door de jaren heen. Ook hierin spelen godsdienst en mannelijke (macho-)eerzucht een grote rol. Een ander belangrijk thema in de verhalen is, net als in de romans, de positie van een Italiaans gezin in de Amerikaanse samenleving. Als Italiaan in Amerika hoor je nergens bij: niet bij de Amerikanen en niet bij de Italianen. Het heeft geen zin je in allerlei bochten te wringen om zo Amerikaans mogelijk te lijken, of om desnoods voor een fransoos te worden aangezien, je blijft in het diepst van je wezen toch altijd een wop of een dago (scheldwoord voor een Italiaan, die iets in de trant van deegsliert en spaghettivreter betekenen). John Fante mag de All-American Dream (Hollywood, en nog op de valreep literair succes) dan aan den lijve ondervonden hebben, in zijn romans en verhalen verloochent hij zijn afkomst voor geen goud en blijft hij on voorwaardelijk trouw aan zijn verleden en aan zijn favoriete wops, de Bandini's en de Toscana's. ■ |
|