Vertaald
De hongerige engel door Roger Vadim, vertaling Henny Vos (De Prom, 247 p., f 29,50). Om ons van de serieuze bedoelingen van Roger Vadim te overtuigen vermeldt De Prom op de achterflap dat de voormalige echtgenoot van Brigitte Bardot, maker van de film Et Dieu créa la femme, tegenwoordig in een klein huis woont. Als schrijver. Alsof het uitgesloten is in weelde te leven en over literaire kwaliteiten te beschikken; weelde is voorbehouden aan de filmwereld, armoede aan de literatoren. Vadims eerste roman speelt zich af in het net na-oorlogse Parijs, waar de zestienjarige Julien zich met volledige overgave op het leven stort. Het zit hem niet tegen. Zelf is hij beeldschoon - hij lijkt wel een engel -, intelligent en hij heeft absoluut talent voor het toneel. De vrouwen en meisjes zijn mooi, gewillig en welgesteld. Zelfs mannen worden verliefd op deze innemende persoonlijkheid, ook al hebben ze geen kans. Vadim schrijft geestig, al serveert hij wel eens te veel ‘wisecracks’ op één pagina. De dialogen zijn flitsend, nooit zit iemand ook maar een seconde met de mond vol tanden. Als Julien met zijn tien maanden oude nichtje in het park wandelt komen ze Colette tegen, die in een rolstoel in de zon zit. ‘Waar heb je die opwindpop gevonden?’ vroeg ze. ‘Een cadeautje van mijn zuster,’ zei Julien. Zegt ze ‘mama’ als je op haar buik drukt?’ ‘Nee, als je op haar buik drukt plast ze.’ Behalve Colette spelen andere beroemde mensen die Vadim gekend heeft een rol, zoals Prévert, Juliette Gréco, Edith Piaf, Boris Vian en Marcel Marceau. Zo nu en dan balanceert de auteur tussen ontroering en sentimentaliteit, die vooral in het ‘Happy End’ doorslaat naar de smartlapkant. De invalide, eerste geliefde van Julien hervindt de zin van haar bestaan en krijgt succes als
toneelschrijfster, naast haar staat een andere voormalige minnares die als actrice het applaus in ontvangst mag nemen. Julien gaat een grote toekomst als regisseur tegemoet. Het boek lijkt me heel geschikt om te verfilmen.
De vrouw uit Ticino door Thomas Hürlimann, vertaling Gerda Meijerink (De Arbeiderspers, 135 p., f 24,50). De bundel van Hürlimann, die zes korte verhalen bevat, laat zich goed achter elkaar lezen omdat de thematiek steeds terug keert: de dood en de eenzaamheid. Dat laatste heeft dikwijls te maken met het feit dat de persoon vreemd is in de wereld waarin hij/zij leeft. In het titelverhaal bijvoorbeeld is dat het geval. Een vrouw, de echtgenote van de onderwijzer sterft in het sombere, koude dorp waar zij haar leven sinds haar huwelijk sleet. Tot in details wordt het sterven en wat er zich rond de stervende afspeelt beschreven, waardoor we ook een beeld van haar leven krijgen, waar ooit nog een straaltje Italiaanse zon in scheen. In dit verhaal heeft Thomas Hürlimann het stervensproces van zijn jongere broer, dat hij van zeer nabij meemaakte, verwerkt. De overige verhalen zijn ook autobiografisch getint. De van oorsprong Zwitserse auteur woont sinds 1974 in Berlijn en oogstte met dit debuut onmiddellijk veel succes. Terecht lijkt mij. Zijn proza is prachtig en zoals Gerda Meijerink al in de Boekenbijlage van 19-12-1981 schreef, ongekend eigenzinng. ‘De experimentele structuur ondergraaft de kracht van het vertelde, de sfeer en de inspanning van het verhaal niet. Wat dat verhindert is de originaliteit van de taal, de mengeling van betrokkenheid en afstandelijkheid waarmee Hürlimann zijn personen en situaties beschrijft. Het zal me niet verbazen als Thomas Hürlimann een van de grote talenten van de toekomst zal blijken te zijn.’
Jeugd in Aké door Wole Soyinka, vertaling Anne Beeker-Schoenmakers (Het Wereldvenster, 257 p., f 23,50). Wole Soyinka behoort zonder twijfel tot de beste Engelstalige, Westafrikaanse schrijvers. In zijn werk neemt de Jorubamythologie een belangrijke plaats in, maar ook ontleent hij inspiratie aan bijvoorbeeld verhalen uit de Griekse oudheid en de bijbel. Al vanaf zijn eerste roman The Interpreters, uit 1965, blijkt hij een echte kosmopolitische auteur te zijn die het idee uitdraagt dat culturen elkaar kunnen voeden en verrijken. Soyinka is prozaïst, essayist en dichter maar hij is vooral bekend geworden als toneelschrijver. In dit boek laat hij zien hoe en waar de basis werd gelegd voor zijn creatieve talent. In het Nigeria van de jaren dertig, veertig woont Wole met zijn ouders naast de school waar zijn vader hoofd van is. Zijn moeder is een oermoeder bij wie verzorgen in het bloed lijkt te zitten maar zij raakt steeds meer betrokken bij de opkomende militante vrouwenbeweging en dan blijkt dat zij haar mannetje staat. De vader is een echte boekenwurm die tussen het lezen door naar zijn school gaat en de onvermoeibare vragensteller Wole van antwoorden voorziet. Het boek geeft een even fascinerende als warme beschrijving van de gemeenschap en het gezin waar Soyinka opgroeide. Voor de auteur zijn verleden en heden één; hij gelooft niet in afbakening van perioden. Zijn jeugd heeft alles te maken met zijn latere werk.
MARIJKE HILHORST