Malicieus, scherpzinnig en vaak uitermate modern
Dagboeknotities van Victor Hugo
Zelf gezien door Victor Hugo Gekozen, geannoteerd en vertaald door Greetje van den Bergh Uitgever: De Arbeiderspers, serie Privé-Domein, 364 p., f 49,50
Rudi Wester
Victor Hugo met Charles en François-Victor op Yersey, 1860
Nu de felicitaties van minister Jack Lang aan de ‘vrouwen en mannen van beschaving die in 1985 Victor Hugo zullen maken’ wat verbleekt zijn, Frankrijk zich alweer opmaakt om François Mauriac te gaan herdenken en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag haar tentoonstelling over dit genie van de negentiende eeuw reeds diep weggeborgen heeft, nu verschijnt er - maar beter laat dan nooit - Zelf gezien. Het is een keuze uit de duizenden kladjes, notitieboekjes en schriften met aantekeningen die Victor Hugo in de loop van zijn leven maakte en overal mee naar toe sleepte. Ik kan me voorstellen dat Greetje van den Bergh, van wie de uitstekende vertaling is en die er een handzaam en uitgebreid beschrijvend namenregister aan toegevoegd heeft, haar tijd nodig had om uit die onvoorstelbare hoeveelheid arbitrair geregistreerd materiaal te kunnen kiezen. Dat zij daarbij vooral de sociaal-historische invalshoek aangehouden heeft, is een gelukkige greep. Immers, wie zou niet alles willen horen van een man die in eigen persoon de restauratie, twee revoluties - van 1830 en 1848 -, de staatsgreep van Louis Napoleon en weer een keizerrijk, de Frans-Duitse oorlog en de Parijse Commune meegemaakt heeft?
De rest van zijn overdonderende activiteiten op literair, filosofisch en seksueel gebied is al genoegzaam bekend en voor het prachtige verslag van een ééndagsoproer in deze bundel krijgen ze van mij tien keer Notre Dame de Paris cadeau. Victor Hugo blijkt een opmerkelijk fijnzinnig gevoel voor detail te hebben, niets van de pompeuze grootheid in zijn toneelstukken of overdreven sentimentaliteit in zijn romans verstoort deze notities. Malicieus, scherpzinnig en vaak uitermate modern, doen ze zeker niet onder voor die van die andere grote observator van de negentiende eeuw, Stendhal. Ook Hugo stond met zijn neus overal vooraan: ‘Er wordt mij verteld dat er kanonnen staan op de place de la Bastille. Ik ga erheen.’ En keek en noteerde. Zelf gezien begint in 1830, als de achtentwintigjarige Hugo uitgefloten en bespot wordt naar aanleiding van de opvoering van zijn omstreden drama Hernani. Maar weinig daarover. Al hier constateert hij dat zijn vroegere overtuiging - royalist en katholiek - geleidelijk aan het veranderen is: ‘Wat wij na juli 1830 nodig hebben, is in feite de republiek en in naam de monarchie.’ Nu heeft hij de monarchie nog wel even - tot 1848 - bij de hand in de persoon van ‘burgerkoning’ Louis-Philippe. Aangezien Hugo regelmatig in zijn gezelschap verkeerde en hun gesprekken heet van de naald thuis opschreef, hebben wij nu het genoegen Louis-Philippe te horen spreken als was het een interview met Ischa. Vijf bladzijden achter elkaar ratelt de koning door, in de trant van: ‘Kijk, ik ga volgende maand naar Engeland. Ik kan rekenen op een heel vriendelijke ontvangst want ik spreek Engels (...) Ik moet zien te vermijden dat het een triomftocht wordt. Populariteit daarginds zou mij hier impopulair maken. Maar er is ook een ander probleem: ik moet mij evenmin al te koel laten ontvangen. Koel ontvangen daar, betekent spot hier. Ziet u,
monsieur Hugo, het valt niet mee om de juiste gedragslijn te kiezen als men Louis-Philippe is!’
Victor Hugo tussen Juliette en zijn kleinkinderen Jeanne en Georges
Het Franse volk was het ook niet altijd met die gedragslijn eens, er braken regelmatig relletjes uit. En dank zij de nauwkeurige observaties van Hugo, zien we de Nationale Garde in gesloten formatie optrekken als was het een peloton ME'ers. Maar Hugo trekt zich niets van kogels of barricaden aan, hij loopt gewoon rechtdoor en altijd is er wel weer een vriendelijk iemand die hem herkent en even ophoudt met schieten. Als alle geschiedenisboeken zo geschreven waren, zou het niet zo'n verloederd vak op school geworden zijn.