Humeuren & Temperamenten
Stuurmanzin
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Een bijzonder gevoel maakte zich van hem meester. Hij werd door emoties bevangen. Een groot verlangen overviel hem. Duistere driften hielden hem in hun greep. Door een opkomende steek van jaloezie was hij volledig van de kaart. Hij kon het niet helpen, maar hij was een en al wantrouwen.
Zich meester maken van. Bevangen. Overval. Greep. Opkomst. Van de kaart worden geveegd. Hulpeloos.
Het zijn stuk voor stuk uitdrukkingen die suggereren dat emoties ons overkomen, dat ze sterker zijn dan onszelf en er geen rekening mee houden of ze al of niet welkom zijn. In elk van die uitdrukkingen is de mens het slachtoffer en zijn de emoties hem de baas. Hij is de slaaf van zijn gevoelens. Soms is hij ook een opstandige: dan heet het dat hij zich tegen zijn gevoelens moet ‘verzetten’. Maar steeds blijft daar die verhouding tussen knecht en heer.
Uit ons taalgebruik blijkt dat we onze emoties beschouwen als krachten die zich buiten ons bevinden, oncontroleerbare golven waar we weerloos, als veil laagland, tegenover staan. Maar is dat zo? Zijn we vaak niet bezig onze emoties naar believen op te roepen en te manipuleren? Zijn we werkelijk altijd zo onschuldig en zo simpel inneembaar?
In een periode van emotionele belevenissen zijn we heel wel in staat onze opwinding diep weg te bergen, ons tranenmagazijn te sluiten en de kalmte en onaangedaanheid zelf te lijken. In paniek kunnen we ons juist van onze koelbloedigste kant laten zien. We zijn in staat om een sentimentele geschiedenis fijntjes te lachen. Met een stalen gezicht kunnen we staan toekijken als ons huis in brand is gevlogen. Als we op een saaie namiddag behoefte hebben aan opwinding openen we ons hersenvertrek met geheime verlangens. We roepen de sensatie van een zeurend gemis op als het ons toevallig aan niets ontbreekt.
Nee, we hebben het stuur van onze emoties zelf in de hand en laveren daarmee over de kalme baren en tussen de hachelijke klippen door van ons bestaan. We verwekken ze, we hitsen ze op, we stuwen ze voort, we kalmeren ze of knallen ze neer, al naar gelang de buitenwereld het van ons verlangt. Bij een kalme zee hebben we, om de monotonie te verdrijven, hemelhoge jubel en droefheid zum Tode in petto, voor de hachelijke klippen schakelen we, om ze te kunnen omzeilen, onze gemoedsrust en stuurmansgaven in.
De beheersbaarheid van onze emoties is veel groter dan de psychiaters ons willen doen geloven, we zelf aannemen en de taal ons, onze neiging ons hoofd in het zand te steken volgend, in een soort van bedrieglijk continuüm blijft voorhouden.
Maar al is onze zeggenschap sterker dan we denken, het betekent geen groter comfort voor ons. Niet de aanwezigheid van krachten buiten ons, maar juist hun afwezigheid maakt onze emoties tot zoiets ongrijpbaars.
Er is bijvoorbeeld geen enkel motief in leven te willen blijven. Dat we ons toch door de dagen heen slepen, bij uitzonderlijke gelegenheden zelfs met enig genoegen: we beseffen er des te pijnlijker door dat we nooit met onze drijfveren op vertrouwde voet zullen raken. Ze behoren tot ons onkenbare deel, al zijn ze in, niet buiten ons.
Ik richt bewust mijn verlangen op iemand. Ik roep een mooi gevoel op. Ik buig mijn drift om. Ik vertrap mijn jaloezie. Ik annuleer mijn wantrouwen. Hoe aantrekkelijk klinkt dat, hoe onrustbarend.