Rudy Kousbroek
Door omstandigheden krijg ik nu pas het artikel onder ogen dat Hans Moll heeft gewijd aan Empire of the Sun van J.G. Ballard, waarin mijn opinie over dit boek - en over de eraan verbonden problematiek in het algemeen - uitvoerig ter sprake wordt gebracht (VN Boekenbijlage 17-8-1985).
Moll doet dit aan de hand van een soort vraaggesprek met Hans Vervoort en Henk Neumann; als de manier waarop Moll uit mijn publikaties citeert een model is voor de uitspraken die hij Vervoort en Neumann in de mond legt klopt ook daarvan misschien weinig. Vooral met Hans Vervoort ben ik mij niet bewust van een verschil van mening zoals door Moll wordt weergegeven: ik beschouw Vervoort als een van de weinige schrijvers die zijn kampervaringen tot literatuur heeft weten te maken; sommige van zijn verhalen over dit onderwerp behoren tot de meest ontroerende die ik ken en de mythes waar ik mij zo vaak tegen verzet heb komen in zijn werk niet voor. Ik heb mij daarom verwonderd over sommige van de dingen die Moll hem laat zeggen. Maar wat mij natuurlijk nog het meest verwondert is dat Moll mij niet zelf heeft benaderd voor commentaar: daarmee had een hoop onzin voorkomen kunnen worden.
Ik zal mij tot een paar voorbeelden beperken. Moll citeert uit een van de artikelen die ik destijds over Ballard heb geschreven een passage waarin ik lucht geef aan mijn ongeloof aan de door Ballard beschreven gruwelen, eindigend: ‘niets dan lijken die niemand weghaalt en begraaft.’
‘In China?’ roept Neumann dan uit (volgens Moll). ‘Lijken die niemand weghaalt? Daar kijk ik helemaal niet van op. Op het laatst waren de lijken niet meer te cremeren. En dat ze dan in de rivier werden afgevoerd, ik geloof wel dat dat kon daar. Als je hoort hoe de Japanners in China hebben huisgehouden, daar hebben ze echt geen scrupules gehad. In Nanking zijn tienduizenden burgers gedood om de troepen te harden. Neen, ik geloof zeker dat Ballard een paar waarheidsgetrouwe beelden heeft geschetst.’
Tja. Neumann gelooft. Hij gelooft wel dat dat kon daar. Hij is de enige niet en daar gaat het mij nu juist telkens weer om. De zaak is niet wat Neumann wel wil geloven en waar hij niet van opkijkt, maar wat de waarheid is. Uit de geciteerde uitspraak blijkt maar één waarheid en dat is dat hij niet alleen mijn artikelen, maar ook het boek van Ballard kennelijk niet heeft gelezen.
Dat is zijn zaak, maar welke sukkel haalt nu in zijn hoofd om iemand die dat heeft nagelaten, om commentaar te vragen? Daar moet je blijkbaar Hans Moll voor heten. De informatie die hier ontbreekt en die voor iedereen die iets van de Pacific-oorlog afweet (en ongetwijfeld ook voor Henk Neumann) onmiddellijk opgehelderd zou hebben hoe de vork in de steel zit, is dat het in Ballards boek gaat om Europese lijken. Zulke aantallen daarvan, en het feit dat ze niet worden weggehaald of begraven: dat is het onwaarachtige en aantoonbaar onware in dat boek.
Ik heb het al zo vaak geschreven en herhaal het maar weer eens: de verborgen (of soms openlijke) inzet van dit soort boeken is altijd raciaal; het diepere Leitmotiv is verontwaardiging dat er in de oorlog met ‘ons’, dat wil zeggen de voormalige heersers, dingen gebeurden die daarvóór alleen maar met Aziaten gebeurden. Wat de Aziaten tijdens de oorlog zelf overkwam was, zoals ook Neumann opmerkt, over het algemeen nog weer veel erger. De gruwelen in het boek van Ballard moeten vermoedelijk worden verklaard uit een bewuste of onbewuste poging daarmee te concurreren. Hoe dit ook zij, ze zijn vals.
Kamp 1 aan de Siakrivier te Pakan Baroe, sept. '45
Een onthullend detail, waaraan ik destijds in mijn artikelen over dit boek de nodige aandacht heb besteed, is dat in Engeland een aantal ex-geïnterneerden die de oorlog in het door Ballard beschreven gebied hebben doorgebracht, naar de kranten hebben geschreven om te getuigen dat niets van dat alles overeenkomt met de werkelijkheid. Als Hans Moll maar een greintje fatsoen en eerlijkheid in zijn lijf had zou hij dit tenminste hebben vermeld, zoniet de beide door hem uitgenodigde experts hebben gevraagd om daar nu eens commentaar op te geven. Zoals bekend hebben in Nederland in een soortgelijk geval (het boek van Jeroen Brouwers over Tjideng) de ex-geïnterneerden op een enkele uitzondering na hun mond gehouden. Als iets nu een intrigerend verschijnsel is, dat nodig eens zou moeten worden uitgediept, dan is dit het.
Niet voor Hans Moll, maar het gaat hem dan ook om iets anders. Zo schrijft hij, na een opmerking van Hans Vervoort te hebben geciteerd over een boekenbijlage van Vrij Nederland over de Tweede Wereldoorlog waar niet één titel over de Pacific-oorlog bij was: ‘In de beelden die in de Europese literatuur over de oorlog worden geschetst proberen mensen met een Aziatische ervaring zich vaak te herkennen. Wie dat doet echter, opent de fiolen des toorns van Kousbroek. Met nauw verholen woede schrijft hij daarover: “Het is alsof je iemand van wie alle botten zijn gebroken en die verlamd in een invalidenwagentje zit zou zeggen: 'Ik weet wat het is, ik heb ook een keer mijn enkel gebroken. En toen begrepen de mensen ook niet wat ik doormaakte.”’
Nee, Moll, niet ‘daarover’. Dit is wel een van de meest krasse staaltjes van tendentieus citeren sinds de pensionering van Zentgraaff. Die passage sloeg absoluut niet op zoiets vaags (en onwaarachtigs), maar op iets zeer concreets, namelijk een poging om de Indische kampen te vergelijken met de Duitse vernietigingskampen. De passage die er onmiddellijk op volgde (niet door Moll geciteerd) luidt: ‘In vredesnaam Henk (Leffelaar), wij waren geïnterneerd. Die mensen (de joden) werden uitgeroeid, gereduceerd tot niets, tot minder dan luizen. De overlevenden daarvan zijn ergens geweest waar wij nooit geweest zijn, ze hebben afstand
vervolg op pagina 10