Cultus
Bekommernis om de armen, waartoe St.-Franciscus (dertiende eeuw) de stoot gaf, leidde tot een heel ander soort Mariaadoratie, die in haar rol van nederige huisvrouw-en-moeder. Volgens Warner profiteert vooral Jozef van die koerswijziging; hij wordt voortaan minder gezien als een lichtelijk belachelijke, overbodige oude man, en begint op schilderijen welhaast de glans te krijgen van een jonge, trotse vader, een soort aardige huisman. Toch beziet Warner de groeiende populariteit van een knusse Heilige Familie met gepast wantrouwen. Ze merkt op dat deze cultus van de vrouwelijke deugden bescheidenheid, gehoorzaamheid en zachtmoedigheid, vooral bloeit in landen waar de maatschappelijke achting voor vrouwen uitzonderlijk laag is. Warner noemt Ierland, Spanje, Portugal, Italië en België, maar ik laat die namen voor haar rekening. Julia Kristeva, die in het hoofdstuk ‘Stabat Mater’ van haar laatste boek, Histoires d' amour, een soort leesverslag van Marina Warners boek geeft, met speculatief psycho-analytisch commentaar, maakt melding van de suggestie dat het feminisme vooral in Protestantse landen kansen heeft gekregen. Dat zou wel eens aan een manco ten aanzien van het moederlijke kunnen liggen in het religieuze bouwwerk van het protestantisme, oppert Kristeva. Dat is geloof ik niet als een compliment aan de Katholieke Kerk bedoeld. Marina Warner is huiveriger dan Kristeva voor Freudiaanse compensatietheorieën. Wel delen beide schrijfsters de interesse voor de vermenging van ‘ideologie en mythe’ die de bron van ons handelen vormt. Voor zover er sprake is van een ‘these’ in het boek van Marina Warner, is het waar ze zich uitspreekt tegen Paus Paulus VI hanteren van die ideologie als politiek: zijn bul Marialis Cultus, uit 1974, waarin hij propaganda maakt voor Maria als het ideaalbeeld van de Nieuwe Vrouw. Dat wil niet zeggen dat Warner erg vleiend is over ‘the
sombre-suited masculine world’ der Calvinisten, naar haar oordeel ‘altogether too much like a gentlemen's club to which the ladies are only admitted on special days’.
Alone of All Her Sex wordt frequent geciteerd in Evert Peets recente bijdrage aan de ‘Reve-Forschung’: De mythe van M., Gerard Reve en de Maagd Maria. Peet, Neerlandicus en theoloog, onderzocht in het ‘latere’ werk van Reve (vanaf 1967) de verwijzingen naar moeder-, maan-, liefdes- en/of vruchtbaarheidsgodinnen (Peet noemt Isis, Ishtar, Venus, Aphrodite, Cybele en Artemis) die in Reve's particuliere pantheon samenvloeien tot één moedergodin: Maria, op wie hij zijn hoop op Verlossing heeft gesteld. De parallellen die Peet aanwijst tussen de Heilige Maagd en haar voorgangsters zijn heel overtuigend. Men vindt ze trouwens ook bij Warner, evenals de ‘excursies’ naar de Evangeliën, de Handelingen der Apostelen en de geschriften der Gnostici. Bij die laatsten, die de ‘onderstroom’ van het katholieke geloof vormen, blijkt Reve, met al zijn lieve jongens die ter meerdere glorie van de‘Medeverlosseres’ gemarteld dienen te worden, zich perfect aan te sluiten. Maar Peet wordt wel erg zwaar op de hand als hij de hypothese uitwerkt dat Reves ‘verdrijving van de vadergod uit zijn geloof’ ‘(...) een in het religieuze getransponeerde oorlog tegen zijn vader’ zou kunnen zijn. De toon van zijn kleine studie is vooral gewichtig. Zo worden ‘wij’ voor ‘wetenschappelijke’ dan wel ‘hermeneutische’ problemen geplaatst, die te maken hebben met ‘de periodisering’ in het ‘corpus’, want: ‘veelmateriaal dat normaliter in brieven en interviews staat (kwam) binnen het literaire universum te vallen’.
Andere observaties klinken daarbij juist weer heel weinig ex cathedra, zoals de opmerking dat het uniform van matrozen donkerblauw of zelfs wit-met-blauw is, ‘kleuren die erop wijzen dat zij een orde vormen van aan de zee (d.i. aan Maria) gewijde jongens’, dat veel Revistische taferelen in De taal der liefde op zee spelen bij blauw licht, en dat ‘in deze taferelen opvallend veel Indonesische jongemannen (“blauwen”) figureren’.
Ik ben minder overtuigd dan Peet dat Reve een ‘onomstreden plaats onder de zeer groten’ gegarandeerd is. In elk geval kan ik Peets imitatie van de Reviaanse stijl (‘luide’, ‘enig tuinieren’) niemand aanbevelen.
■