Penguins are coming
Allen Lane ging op zoek naar uitgevers die hem de rechten voor herdruk van veelgelezen romans wilden verkopen. Tot zijn teleurstelling viel ook onder deze vakgenoten nauwelijks enige geestdrift te bespeuren. Alleen Jonathan Cape wilde wel meedoen omdat, verklaarde Cape later, ‘we op het punt stonden failliet te gaan. In die situatie was de vierhonderd pond die Lane ons aanbood in ieder geval meegenomen.’
In het voorjaar van 1935 sprak Lane een vergadering van boekverkopers toe. Hij maakte bekend dat in juli van dat jaar de eerste tien Penguin-pockets zouden verschijnen; er steeg een luid hoongelach op. De uitgever wapperde met een speciaal vervaardigde folder. Pagina 1 van het vouwblad toonde een stel waggelende pinguïns met de tekst: ‘Penguins are coming.’ Pagina twee en drie verschaften informatie over de titels die zouden verschijnen. De spreker werd vanuit de zaal toegeroepen dat hij verzuimd had de prospectus van een vierde blad te voorzien waarop dan had moeten staan: ‘Penguins have gone.’ Lane had uitgerekend dat als er achttienduizend exemplaren van elke titel zouden worden verkocht, de Penguins niet meer dan een sixpence (een halve shilling) per stuk hoefden te kosten - de prijs van een pakje sigaretten. Er kwamen echter niet meer dan zevenduizend bestellingen van boekhandelaren binnen. Het Penguin-plan leek gone, zoals pessimisten al hadden voorspeld, maar op het nippertje bracht warenhuis Woolworth redding. Lane had het geluk dat terwijl hij een weinig geïmponeerde chefinkoper van het de winkelketen probeerde te overtuigen, diens echtgenote het kantoor betrad. De vrouw was zó verrukt van het pinguïn-tekeningetje op de dummy, dat de chef zijn mening herzag. Woolworth plaatste een order voor ruim drieënzestigduizend Penguins. Toen op 30 juli 1935 de eerste tien deeltjes van de nieuwe pocketserie in de winkel lagen was de belangstelling van consumentenzijde zó groot, dat op veel plaatsen een meterslange rij klanten op de stoep stonden te wachten. De hele voorraad van honderdvijftigduizend Penguins was in vier dagen uitverkocht. Vijf maanden en twintig titels later waren er al een miljoen Penguins verkocht.
Allen Lane na het proces om Lady Chatterley's Lover in 1960.
Desondanks kon dit succes de skepsis niet verjagen. ‘Hoe goedkoper boeken worden, des te minder geld aan boeken wordt besteed,’ polemiseerde George Orwell in 1936 in New English Weekly. Bijna vijftig jaar later blijkt de best verkochte Penguin aller tijden Animal Farm van dezelfde Orwell te zijn: sinds de eerste druk in 1951 gingen er 6,8 miljoen exemplaren over de toonbank. Van 1984 van dezelfde auteur werden ruim vijf miljoen Penguin-pockets verkocht.
De kassa rinkelde, maar Allen Lane begreep dat hij zich van The Bodley Head moest losmaken om de paperback tot het massamedium te maken waarvan hij droomde. Samen met zijn broers Richard en John werd hij met een startkapitaal van honderd pond sterling per 1 januari 1936 mede-eigenaar van Penguin Books Ltd. Per kwartaal verschenen tien nieuwe titels en dezelfde collega-uitgevers die zich nog geen jaar eerder zo terughoudend hadden opgesteld bombardeerden de drie broers nu met ideeën voor in pocketvorm te herdrukken titels uit hun fonds. Een Penguin bracht de auteur en diens oorspronkelijke uitgever nauwelijks geld op. Het ging om de eer: wie bij Penguin zat had zich een plaats veroverd in de catalogus met illustere namen van bijvoorbeeld Bernard Shaw, H.G. Wells en Aldous Huxley. Een Penguin-editie was het beste middel om de belangstelling voor een in de vergetelheid geraakte auteur weer aan te wakkeren. Eerst een goedkope, door tienduizenden verslonden heruitgave van ouder werk, daarna een nieuwe, elders te publiceren roman in hard cover. Op die manier bespaarde Penguin andere uitgevers tonnen aan kosten voor reclame.
Het was Allen Lane opgevallen dat vrijwel dagelijks post op zijn kantoor arriveerde die gericht was aan uitgeverij Pelican. Het was kennelijk een wijdverbreid misverstand. Toen de uitgever bovendien in een sigarenwinkel een klant die een Penguin wilde naar een Pelican hoorde vragen, besloot hij de naamsverwarring in zijn voordeel om te buigen. Het was een mooie gelegenheid het aantal uitgaven op te voeren. Voordat de concurrentie met de naam aan de haal ging zette Lane in 1937 de Pelican-reeks op. De serie was bestemd voor het verschaffen van nuttige of wijsgerige informatie. Om het verschil met de Penguins aan te geven hadden de Pelicans twee blauwe, in plaats van oranje horizontale banen op de omslag. De eerste twee deeltjes bestonden uit een geheel herziene uitvoering van The Intelligent Woman's Guide to Socialism, Capitalism, Sovjetism and Facism van George Bemard Shaw.
De zaken gingen zo goed, dat de gebroeders Lane besloten dat hun onderneming zo snel mogelijk in een multinational moest veranderen. In augustus 1939 werd in New York het kantoor van de dochteronderneming American Penguin Branch geopend. Eigenlijk was dat een maand te laat, in juli van dat jaar was de machtige uitgeverij Simon & Schuster al met Pocket Books begonnen. Pocket Books zat in een veel gunstiger positie dan Penguin. Het distributienet voor Amerikaanse pockets was er al, Penguin moest dat nog opbouwen. Bovendien moesten de boeken uit Engeland worden verscheept, wat duur en tijdrovend was. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak stagneerden de transporten. Noodgedwongen ging Penguin Books inc. zélf uitgeven voor de Amerikaanse markt: voor het grootste deel overdrukken van eerder in Engeland verschenen Penguins, aangevuld met zelfstandig gekocht werk. In 1941 reisde Allen Lane naar New York omdat de ontwikkelingen van de dochtermaatschappij hem met zorg vervulden. Vooral het gebruik van agressieve tekeningen op de omslagen zat hem dwars. Lane wilde dat er horizontale banen en letters op de voorkant van het boek stonden, maar zijn Amerikaanse partners hielden hem voor dat een dergelijke aanpak niet aansloeg bij het publiek dat zij wilden bereiken. Een paar jaar later stapte Ian Ballantine, directeur van de American Penguin Branch op om met de verworven kennis Bantam Books op te richten. Een paar jaar later vertrok hij ook daar om Ballantine Books op te richten. De twee adjunct-directeuren Kurt Enoch en Victor Weybright volgden zijn voorbeeld en stichtten de New American Library.
In Londen had de niet zeer belezen Lane zich inmiddels omringd met geleerde adviseurs als E.V. Rieu voor de Penguin Classics (zijn in 1946 verschenen vertaling van Odysseus van Homerus zou een oplage van ruim drie miljoen exemplaren bereiken), Sir Nikolaus Pevsner voor de Pelican History of Art (in de jaren vijftig werd Pevsner zelf beroemd met zijn Buildings of England-serie) en V.K. Krishna Menon voor Pelican (Krishna Menon zou het later tot minister van India brengen). Enige verwarring stichtten de ‘specials’ van Penguin. In het najaar van 1939 was de serie onschuldig ingeluid met The Good Soldier Schweik van Jaroslav Ha- šek, maar toen daarna titels opdoken als Blackmail or War!, China struggles for Unity, Europe and the Czechs en Poland circuleerde al snel het gerucht dat Penguin een geheim wapen was in handen van de Russen. Jack Morpurgo, die een lijvige biografie over ‘King Penguin’ Allen Lane schreef, noemt het gerucht dat de uitgever lid was van de communistische partij en dat de Penguins werden ingeschakeld bij het bedrijven van Sovjet-propagande ‘not yet a dead duck’. Kloppen doen de aantijgingen volgens Morpurgo niet; er zou slechts sprake zijn van ‘halve waarheden en opgeblazen leugens’. Voor zover valt na te gaan vond Lane zelf dat Penguin te ver was doorgeschoten. Kort voordat hij in juli 1970 overleed begaT Allen Lane zich met een naaste medewerker in het holst van de nacht naar de Penguinmagazijnen om de complete oplage van een pocket met harde grappen van de Franse cartoonist Siné in brand te steken. Er waren zóveel geschokte reacties van boekhandelaren binnengekomen, dat Lane het onverantwoordelijk vond het werkje onder het volk te verspreiden.