Goethe
Parodie van wat? ‘Alles is parodie’ dichtte ik meer dan dertig jaar geleden, en had het over het leven ‘dat al in principe/ tot niets in staat is dan een uit dépit/ diepzinnig opgevoerde parodie van mogelijkheden’. Ik weet niet onder wiens invloed ik het zo heb geformuleerd, maar ik hield het uit met de tekst, al die jaren. Wanneer ik een zin schrijf die moet spinnen als een poes, parodieer ik Morriën, bij kordate uitspraken Hermans, bij het vertellen over gekwelde binnenhuisjes Anna Blaman, en ik houd ervan de literatuur van de jaren twintig te parodiëren door met een koppelteken adjectieven samen te voegen. Ik ben, kortom, mijzelf niet,
nooit ofte nimmer, en weet van de wijsbegeerte dat ik het ook helemaal niet kan zijn.
Ik herinner me dat ik eens met Bertus Aafjes in een urinoir stond. Hij maakte mij een compliment, en zo der enige moeite kon ik hem een compliment maken. ‘Uw mooiste regel,’ zei ik, ‘is deze: de beste weg is de weg ertegen.’ Ikzelf, voeg ik er nu aan toe, heb de weg ernaast gekozen.
Velen heb ik, met bewonderend hoofdschudden, de weg ertegen zien opgaan. Ik citeer weer eens, Hermann Broch als ik het goed heb: ‘Die Wege kennen ihr Ziel’, en het merkwaardige is dat de weg ertegen zijn doel soms goed blijkt te kennen. Een, twee, drie jaar strompel je rotsig en dan zie je, misschien tot je verdriet, dat aan de horizon bewonderaars en navolgers bezig zijn de weg te asfalteren en er tapijten op te leggen. Je doet er verstandig aan niet om te kijken want achter je rug wordt het asfalt vernield door een weg ertegen. Het is aardig. Toch droom ik er soms van om herboren te worden in Straatsburg, in de achttiende eeuw, als jongeman, om in gezelschap van Goethe bijvoorbeeld razend en wenend een ezelspad te kiezen dat een heirbaan blijkt te zijn.
Veertig jaar getuige en medespeler. Veel gemist, veel laat begrepen, veel verkeerd begrepen, veel veroordeeld. Afkerig geraakt van poëzie en van academisch gevormde critici. Gretig lezer, vaak in paniek o er zijn onvermogen tot bewondering. Wanneer hij moet kiezen tussen Maarten 't Hart, Jeroen Brouwers en Andreas Burnier kiest hij Andreas Burnier hoewel hij, denkend aan reïncarnatie, enkel hoopt dat hij in een volgend leven als een grote dikke rode gecastreerde kater in een vensterbank mag zitten.
Opwindend, meeslepend, melig ging het toe, in mijn jaren van conservatief, en mijn talent, parasitair, heeft zich te goed kunnen doen.
Maar onder wiens invloed is dit artikel geschreven? Ik vraag het mij af met bevende hand, denk aan Ter Braaks interpretatie van een gedicht van Vestdijk, aan Komrij, aan - voor mij onvermijdelijk - Thomas Mann, en zet zo zwak een punt dat hij een komma lijkt, zoals het hoort want niets komt af,
Dit typografische grapje ontleen ik, wie weet, aan Lidy van Marissing.
■
Alfred Kossmann (1922) publiceerde o.m. Gedichten 1940-1965, de romans De wind en het licht der schepen, De nederlaag, Laatst ging ik spelevaren, Geur der droefenis, de reisverhalen De middag van mijn leven en Weerzien van een eiland.