[Nummer 36 - 7 september 1985]
Ter zake
Rudie Kagie
‘Deze Amerikaanse miljoenenbestseller wordt de briljante tegenhanger van Gorki Park genoemd en is voor het eerst verkrijgbaar in een Nederlandse vertaling,’ jubelt de boekhandelsketen Bruna in een advertentie. Het blijkt te gaan over de bij uitgeverij Kadmos te Utrecht verschenen Nederlandse vertaling van Death in China van William Montalbano en Carl Hiaasen. ‘In de adembenemende thriller Dood in China volgt u op de voet de onvermoeibare speurtocht van de ex-Vietnam-strijder Paul Stratton, op zoek naar de daders van de sluwe moord op een oude vriend.’ Een miljoenenbestseller? Vreemd, op geen enkele Amerikaanse bestsellerlijst is Death in China te vinden. Maar geen nood, Atheneum Publishers in New York kan in een oogopslag nagaan hoeveel exemplaren tot dusver van de miljoenenbestseller werden gedrukt. Om precies te zijn: tweemaal een oplage van vijfduizend exemplaren, dus tienduizend exemplaren in totaal.
Tot verdriet van zijn uitgever weigert Heere Heeresma al jaren zich met pers, radio en televisie te onderhouden. Het is hem gebleken dat de dames en heren journalisten er op uit zijn hem een loer te draaien en zijn woorden willens en wetens verkeerd citeren. Daarom beantwoordt Heeresma uitsluitend schriftelijk op vragen van de media. Het dient gezegd dat hij verzoeken om informatie gewoonlijk per kerende post pareert. Zo volgt ook onmiddellijk antwoord op de raag waarom Heeresma, als hij niet met de pers praat, zich wél pagina's lang laat interviewen door het jongerenblad Zône 3 (waarmee hij sprak in de lounge van het Amsterdamse Hilton en Spa-rood dronk langs de Amstel) en muziek krant Oor (waarmee de schrijver converseerde in tennispark De Bataaf en het Scheveningse strandpaviljoen Peverelli). Duidt dit, meneer Heeresma, op een beleidsombuiging? Wil dit zeggen dat de auteur langzamerhand weer genegen is tot het geven van interviews? ‘Kijkt u eens,’ antwoordt Heeresma in een beleefd briefje terug, ‘de officiële, of beter belegen media en de daarin opererende literaire pers, representeert mijn wereld niet en dat leidt bij voorbaat al tot vervreemding. Nu zou men zeggen: interessant toch!, maar zover komt het bijkans nooit. (...) Nu wil een ontmoeting met mij zeggen confrontatie met een man die alles zo'n beetje gezien heeft én vergeten. Een man die, ongeacht de consequenties, zijn eigen baan trekt, daarbij een gedrag vertoont dat vaak diametraal op het officiële circuit resp. het literaire plantsoen staat en er bovendien bij gaat staan joelen wanneer de pers weer eens probeert de beuk in hem te zetten. (...) Eerlijkheidshalve moet ik zelfs bekennen dat zulks mij niet weinig amuseert. Tijdens ontmoetingen de nodige
draaikonterij terwijl je bij voorbaat al weet dat ze je straks sowieso onvolledig zullen citeren en zelfs je opstellingen zonodig in hun tegendelen gaan veranderen. Vertel me wat! Maar zie, zelfs vanuit de uithoeken komen jonge tot zeer jonge mensen op mij af die kennelijk gefrappeerd worden door mijn woord & gebaar, mijn werk en mijn leven en in confrontatie daarmee niet bij voorbaat erdoor gefrustreerd raken; niet in de laatste plaats omdat ze daarbij geen last van zichzelf hebben. Ze zijn slechts hevig geïnteresseerd.’
Bij uitgeverij Espee verscheen het stripalbum Bink bij Ajax, waarin het bestuur van de Amsterdamse voetbalclub wordt afgebeeld als een corrupte, losgeslagen bende hoerenlopers. Tekenaar Lex van de Oudeweetering voorzag de hoofdrolspelers uit zijn verhaal van reukorganen van karikaturale proporties, waardoor het boekje onwillekeurig doet denken aan sommige spotprenten in Volk en Vaderland. Zegt Ajax-voorzitter Jaap van Praag: ‘Weet je wat dat wijf tussen die enorme memmen van d'r smeerde? Roomboter!’ Antwoordt Ajax-bestuurder Leo Horn: ‘Had Moos een luxe smeerbeurt nodig, haha.’ Van Praag kwalificeert desgevraagd het stripboek als ‘volkomen waardeloos’. Het gaat volgens hem om ‘de grootst mogelijke waanzin die ik ooit gelezen heb’. Van diverse zijden werd het Ajax-bestuur geadviseerd juridische stappen tegen de uitgeverij en tekenaar van het boekje te ondernemen. Van de Oudeweetering zou zich in dat geval niet kunnen beroepen op het argument dat elke overeenkomst met bestaande personen op toevalligheid berust. In het blad Stripschrift zei hij onlangs dat ‘Leo Horn en Van Praag gewoon in mijn strip voorkomen’ omdat hij het gedrag aan de kaak wilde stellen van ‘die keurige mannen achter hun bureaus die als het erop aankomt gewoon grof zijn’. Jaap van Praag zegt dat hij niets voelt voor een proces tegen uitgeverij Espee. ‘Dat zou namelijk precies zijn wat die jongens willen,’ zegt hij, ‘een proces betekent weer publiciteit voor ze.’ Ook Leo Horn laat het erbij zitten. ‘Ik heb heel wat in mijn leven geflikt,’ bekent hij, ‘maar wat mij in dat stripboek in de schoenen wordt geschoven, heb ik nooit gedaan.’
De boeken van Alex nder Solzjenitsyn werden in Nederland tot dusver uitgegeven door De Boekerij te Baarn. Dit bedrijf bestaat niet meer, het fonds werd overgenomen door Elsevier, maar die hevelde het Solzjenitsyn- pakket met liefde over naar Manteau te Antwerpen. Manteau-uitgever Julien Weverbergh slaakt een diepe zucht als hem gevraagd wordt wanneer het onlangs bij YMCA-Press te Parijs verschenen epos van Solzjenitsyn in een Nederlandstalige versie het licht zal zien. Dat boek, Krasnoje Koleso, beslaat in totaal tweeëntwintighonderd pagina's. ‘Tot dusver,’ legt Weverbergh uit, 'hebben wij twee pockets van Solzjenitsyn gebracht die alle twee uitstekend werden verkocht. Het waren heruitgaven van ouder werk. Ik heb toen gezegd dat als we met Solzjenitsyn verder willen gaan, we ook zijn nieuwere werk zullen moeten publiceren. Maar dat is nu een beetje moeilijk komen te liggen. Ik heb de Franse editie van Krasnoje Koleso hier liggen, ik heb er stukken uit gelezen. Het Russische manuscript ligt hier al ruim een jaar. Ik heb het aan Russische vrienden te lezen gegeven, maar voor een manuscript van een dergelijke omvang kun je toch niet afgaan op een rapport van alleen de lectoren. Ik moet me er zelf in verdiepen en dan beslissen of we het wel of niet doen. Ik aarzel sterk. Het is zó'n enorm project dat ik me afvraag of we de enorme investeringen die nodig zijn wel ooit zouden terugverdienen.’
‘Met stadsdichter Hans Donker,’ meldt zich vanuit hotel Sint Ludwig te Vlodrop - waar hij tijdelijk verblijft - Hans Donker, die thuis in Roermond een poëtofoon opende. Via telefoonnummer 04750-2 80 80 is elke dag een ander gedicht te beluisteren. De ‘poëtofoon’ werd belangeloos beschikbaar gesteld door de firma Ralectro te Roggel, die in telefoonbeantwoorders handelt. Danker sluit elk gedicht af met het advies ‘Doe aan de liefde’: hij is dan ook dik met kunstbroeder Simon Vinkenoog, van wie eveneens werk via de poëtofoon te beluisteren zal zijn. Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Bimex te Roermond een gecombineerde poëziebundel van Vinkenoog (‘Maandagavondgedichten’) en Danker (‘Gedichten’) samen. Het boek krijgt twee voorkanten. Danker is voorts gecharmeerd van het oeuvre van Pierre Kemp, dus ook diens gedichten wil hij telefonisch gaan reciteren. Geheel nieuw is het idee niet: sinds 16 februari 1968 kent Friesland zijn Operaesje Fers (058-13 13 13), dat sindsdien over de hele wereld navolging vond. ‘Wij waren absoluut de eerste,’ zegt Anneke de Vries van Operaesje Fers op besliste toon. Het nummer wordt volgens haar tussen de vijf- en zeshonderd keer per week gedraaid. Sinds 1 mei 1983 valt uitsluitend Friestalige poëzie te beluisteren: de Nederlandse gedichtenlijn werd wegens gebrek aan belangstelling (‘die was nihil,’ zegt Anneke de Vries) opgeheven.