Pocket & Paperback
Come, tell me how you live door Agatha Ch rist ie Mallowan, Hamlyn Paperbacks 192 p., f 11,35. Agatha Christie was getrouwd met de archeoloog Max Mallowan. In de jaren dertig ging ze met hem mee opgravingen doen in Syrië en Irak. Als antwoord op de vraag van velen wat ze daar deed, schreef ze dit zeer genoeglijke boekje. Come, tell me how you lived is eigenlijk de vraag die archeologen aan het verleden stellen; ‘the real interest is in the everyday life.’ Over dat dagelijkse leven schrijft Agatha Christie en niet, zoals ze in haar voorwoord waarschuwt, over nieuwe opvattingen in de archeologie of over raciale en economische problemen in het betreffende gebied. Ze vertelt lichtvoetig over de mensen met wie ze werken, over de reizen en de onderkomens. Vooral de anekdotes over het immer in de modder vastrakende vehikel de ‘Queen Mary’ en over de hordes muizen en vlooien zijn amusant. Tijdens haar verblijf in het Midden Oosten ontwikkelt ze in een piepklein hokje op handen en voeten foto's van het gevonden materiaal en is ook op andere wijze behulpzaam. Toch blijft ze het werk als buitenstaander beschrijven; ze voelt zich er niet werkelijk mee verbonden. In 1946 verscheen dit boek voor het eerst en in 1983 is het van een nieuw, tamelijk knullig voorwoord voorzien. De observaties van de nuchtere Agatha Christie tijdens een vooroorlogse, archeologische expeditie zijn kritisch nog uitputtend maar - en dat ben ik eens met de inleidster Jaquetta Hawkes - ‘a pleasure to read.’
The postman of Nagasaki door Peter Townsend, Penguin Books 173 p., f 11,35. De voormalige vlieger en gevechtspiloot Peter Townsend vertelt het verhaal van Sumiteru Taniguchi, de zestienjarige postbode in Nagasaki die net aan zijn ronde begonnen was, toen de Amerikanen de atoombom lieten vallen. Hij werd met fiets en al de lucht ingeslingerd, geraakt door een grote, rondvliegende kei en zijn rug verbrandde totaal. Maar hij wil niet dood en met de grootste krachtsinspanning lukt het hem hulp te vinden. Eenentwintig maanden lang ligt hij op zijn buik, walgend van de stank die hij verspreidt, de dood wensend om aan de ondraaglijke pijnen te ontsnappen. Na vier jaar komt hij uit het ziekenhuis. Hij blijft altijd heel zwak van gezondheid maar neemt toch zijn baan als postbode weer op. Hij trouwt en zijn vrouw brengt gelukkig gezonde kinderen ter wereld. Samen met andere overlevenden van de bom zet Sumiteru zich nu in voor de wereldvrede. Townsend geeft in het kort zijn interpretatie van de geschiedenis van Japan - met een merkwaardige nadruk op de rol van de christenen - en de ontwikkelingen die vooraf gingen aan de bom. Het verband tussen het historische relaas en de lotgevallen van Sumiteru is hier en daar nogal geforceerd. De rol van de Schot Glover wordt breed uitgemeten om later te kunnen melden dat ook zijn zoon slachtoffer werd van de bom. De gebeurtenissen zijn op zichzelf treurig genoeg; met een gevoel van schaamte erger ik me aan de ach en wee's van de beschrijver ervan. Sumiteru verdient een betere kroniekschrijver.
Nowhere to run. The story of soul music door Gerri Hirshey, Pan Books in association with Macmillan London 384 p., f 21,15. De journaliste Gerri Hirshey heeft haar grote liefde voor de soulmuziek vorm gegeven in een aanstekelijk boek erover. Als tiener raakte ze volkomen in de ban van James Brown; hij is het ook die haar nu aangeraden heeft vooral de zangers te laten spreken in dit werk. Ze baseert haar historie van de soul op meningen van belangrijke producers als Ahmet Ertegun en Alan Freed, maar vooral op de uitspraken van artiesten als Wilson Picket, Solomon Burke, Aretha Franklin en natuurlijk James Brown. De belangrijkste onderverdeling is die tussen city soul en Southern soul. Aan de artiesten die beide soorten zongen is het eerste deel gewijd. Per genre, artiest, label of periode deelt Hirshey de hoofdstukken in. Dat leidt af en toe tot overlappingen maar dat is geen enkel bezwaar want het hele verhaal leest als een trein. De soulmuziek heeft zijn wortels in de gospel en de rhythm and blues. Het is de muziek van de stemmen - de meeste artiesten zijn in de kerk begonnen. Hirshey laat vele typeringen van het begrip soul de revue passeren, zoals deze: ‘a fusion of deepchorded, churchy piano, a strong band, and a vocal that bounced between the bedroom and the blessed’. Wilson ‘Wicked’ Picket herinnert zich dat Ringo hem vroeg wat soul was. ‘And I said, “Ringo. Ringo Starr,” I said; then I screamed, “SOUUULLLLLLL! Soul ain't nothin' but a feelin'.” He said, “How you know when you get it?” An' I said, “Good God.”’ Hirshey geeft een aardige collage van uitspraken die ze zo gecomponeerd heeft dat een historisch overzicht ontstaat. Het mooie omslag, de foto's (helaas wat weinig) en de index maken dit een zeer bruikbaar en aantrekkelijk boek.
REINTJE GIANOTTEN