[Hoe moet Isaak Babel worden vertaald? - vervolg]
dubbele-bodem element en hun weergave betekent dus een verarming.
Het tweede voorbeeld is geen kwestie van woordspeling, maar bevat een zinspeling - en wel een heel verrassende. De passage komt voor in het verhaal Mijn eerste gans uit de cyclus Rode Ruiterij. De hoofdpersoon, weer een ‘ik’, ditmaal de ‘intellectueel met een bril op’ probeert tegenover een groep kozakkensoldaten ‘flink’ te doen en krijgt dan van de hem begeleidende kwartiermaker een paar goede wenken. Hierop volgt dan de door Tamar gewraakte zin in mijn vertaling: ‘Een mens met hooggestemde principes heeft geen leven bij ons hier, maar verkracht je een dame, de allereerbaarste dame, dan zullen de jongens je op handen dragen.’ ‘Nee,’ beslist Tamar, ‘het lijkt of hier op een specifieke vrouw gedoeld wordt, wat je op een dwaalspoor brengt. Bedoeld is “een dame, een echte dame”’ - en Tamar spreekt van ‘schutterig’ Nederlands.
Maar de hier in het origineel gebruikte superlatief wijst erop dat het om een ‘specifieke vrouw’ gaat, dat met deze dame de enige, hoogste, reinste wordt gesuggereerd, dat het hier gaat om Notre Dame, Onze Lieve Vrouwe, om Madonna, om wat de katholieken ‘de Heilige Maagd’ noemen en de Russische orthodoxen bij voorkeur ‘de Moeder Gods’.
Het gebruik van ‘de’ in de vertaling is dus noodzakelijk. Daarbij komt nog in het origineel het merkwaardige gebruik van het bijvoeglijk naamwoord ‘tsjistenjkaja’, dat is ‘reine’, ‘ongerepte’, een woord dat in combinatie met de overtreffende trap een bedekte, maar duidelijke verwijzing is naar de vaste Russische term ‘pretsjistaja (deva)’, dat is ‘de heilige maagd’.
En zeker niet oninteressant is het hierbij te constateren dat dit beeld dan gecombineerd wordt met het begin van de zin: ‘maar verkracht je...’ en zodoende in een spitsvondig gecamoufleerde vorm een zinspeling brengt op een van de meest grove Russische vloeken en een godslastering. Met zijn goede wenk aan de bebrilde intellectueel die onder de kozakken verzeild is geraakt, wil de kwartiermaker dus zeggen: ‘Met dat intellectuelengedoe van je hoef je bij onze jongens niet aan te komen, maar vloek er net zo vrolijk en ruw op los als zij en ze zullen je als een der hunnen beschouwen.’ Hier komt nog bij dat een Russische kozak van het platteland zich bij het begrip ‘een echte dame’ werkelijk niets kan voorstellen, zodat hij dat woord nooit in de mond zal nemen, terwijl het begrip van ‘de allereerbaarste’ hem als beeld van de Moeder Gods vertrouwd is, al was het alleen maar door de genoemde blasfemische vloek.
Uit een voorbeeld als dit zal het de lezer duidelijk zijn geworden, waarin de enorme kracht van het proza van deze Russische schrijver ligt: de combinatie van uiterste geserreerdheid van stijl met bloemrijkheid, verrassende beelden en puntige toespelingen, volstrekte geloofwaardigheid, afkeer van alle sentimentele weekheid of moraliserend getob. Bij Babel geen valse klanken als ‘echte dame’, geen verwaterde, daarbij onjuiste weergave als de Engelse van Walter Morison: ‘But you go and mess up a lady, and a good lady too...’
De vertaler staat in zo'n geval voor de taak om al deze informatie in het Nederlands over te brengen. Dat zal hem uiteraard niet voor honderd percent gelukken, alleen al omdat de Nederlandse lezer de aard van die Russische vloeken niet kent. Maar hij doet zijn best en probeert althans iets van het geheel aan beeld en suggestie te redden. In de eerste plaats door een besliste keuze voor het lidwoord ‘de’, wat samen met de overtreffende trap al in de richting van de ‘uitverkorene’ wijst. Dan moet hij kiezen voor het bijvoeglijk naamwoord: de ‘reinste’, de ‘meest kuise’, de ‘meest zedige’, de ‘meest ongerepte’ enzovoort. Ik koos voor de ‘allereerbaarste’, en dat vooral ook omdat dit woord een associatie geeft met ‘allervéreerbaarste’, dat wil zeggen iets dat het hoogst te vereren is - en dus de zinspeling in het Russisch op ‘de heilige maagd’ én op de vloek benadert.
In de verhalen van Isaak Babel, vooral in de cyclus Rode Ruiterij komt het vaker voor dat de auteur bepaalde personen blasfemerende uitdrukkingen in de mond legt. Zo bijvoorbeeld in het verhaal Sasja Christus, waarin de stiefvader die op een keer met Sasja in de stad ‘op stap’ was geweest later, als deze zegt schaapherder te willen worden, honend uitroept: ‘Sasjka de heilige! Een die bij de heilige maagd syfilis heeft opgelopen!’ De Engelse vertaler, Walter Morison, vond dit kennelijk te bar en hij maakte van deze godslastering: ‘Sandy - a Saint!... Went and caught you know what!’ - een fraai staaltje van vertalerscensuur bij deze Engelse ‘herschepper’ van Babel.
Bij het vertalen (en ook bij het beoordelen van literaire vertalingen) - en hier speciaal bij de weergave der dialogen in de verhalen van Isaak Babel moet met één ding rekening worden gehouden. Net zo goed als algemeen wordt erkend en aanvaard dat de schrijver niet verantwoordelijk is voor de opinies die zijn karakters verkondigen, geldt ook dat hij (of zijn vertaler) niet verantwoordelijk is voor de stijl, waarin die karakters zich uitdrukken. Hij moet wat zij zeggen alleen zo nauwkeurig mogelijk weergeven. Wanneer Tamar de woorden van de kwartiermaker ‘de allereerbaarste dame’ met de term ‘schutterig’ veroordeelt en dit dan aan de vertaler wijt, richt zij haar verwijt feitelijk aan de auteur zelf: de man praat bij Babel in het Russisch net zo ‘schutterig’. En dat kan ook niet anders. Zo praat immers een ongeletterde boer tegen een ‘intellectueel’ - tegenover zo'n ‘geleerde’ zoekt hij naar woorden en zinswendingen die hij tegen een medekozak niet zou gebruiken.
En die andere ik-persoon die door een verkeerde zit in het zadel zijn paard tot bloedens toe heeft opengereden, krijgt ‘de kriebel’ als hij beseft dat hij op die wonden zit. Maar toch blijft hij zitten en stapt niet van zijn paard om ernaast te gaan lopen en het aan de teugel naar een warme stal en een extra zak haver te leiden. Wanneer Tamar het feit dat die zondagsruiter ‘zich ergert’ (aan zijn eigen sukkeligheid) afkeurt en ‘moreel stuitend’ vindt, ‘in strijd,’ zegt zij, ‘met het verhaal dat weer vol is van het Babelse mengsel van schuldgevoel en hulpeloosheid’ - dan moet zij dit weten, alleen komt het mij voor dat zij zich hier dan lelijk verschrijft: ‘schuldgevoel’ is bij de revolutionaire kozakken van de Rode Ruiterij uiteraard ver te zoeken tijdens de Russische burgeroorlog; er kan dus geen sprake zijn van een Babels mengsel van schuldgevoel en hulpeloosheid. Vermoedelijk had zij willen zeggen: een bijbels mengsel. Maar daar is Babel dan niet voor aansprakelijk. Dat is Tamars oordeel over hem en het is even onjuist als haar opvatting van hoe Babel vertaald moet worden.
■