Vertaald
Bruiloft in de Delta door Eudora Welty, vertaling Heleen ten Holt (Bert Bakker 279 p., f 34,90). Eudora Welty begint haar uit 1945 daterende roman op bijna zakelijke toon: ‘De bijnaam van de trein was de Gele Hond. Zijn echte naam was Yazoo-Delta. Het was een gemengde trein. De datum was 10 september 1923 - middag.’ Dat blijft niet zo. In tegendeel. De rijke beschrijvingen van mensen en zaken zijn poëtisch en bovendien dikwijls zeer humoristisch. In de trein zit de negenjarige Laura die op weg is naar het Deltagebied van de Mississippi, waar de familie van haar pas overleden moeder een katoenplantage bezit. Eén van Laura's nichtjes gaat trouwen. Het is een hechte familie, een levendige, rumoerige clan wat weer duidelijk blijkt als ze allemaal bij elkaar komen voor de bruiloft: kinderen en oude mensen delen in de beslommeringen die de voorbereidingen met zich mee brengen. Voortdurend wordt iedereen voorzien van eten en drinken dat door onzichtbare negerhanden wordt bereid; 's avonds vertrekken de meisjes naar de bals die in de Delta worden gegeven. Er zitten grappige scènes in zoals het verhaal van Dokter Murdoch die als jonge arts met een net uitgevonden lachgasmachine bij de eerste bevalling van moeder Ellen komt ‘helpen’; uiteindelijk komt de baby met behulp van de kokkin ‘die alles wist wat er nodig was’, omdat het doktertje aan het kraantje van zijn verdovingsapparaat had geroken om te controleren of het wel werkte. De hele familie is gek op vertellen, of het nu recente gebeurtenissen betreft of heldendaden van al lang gestorven ooms. Het boek geeft een mooi beeld van orale literatuur; telkens als er een nieuwe tante op de bruiloft arriveert, mag een jonger kind het laatst meegemaakte avontuur met de Gele Hond uit de doeken doen. Welty, die nog steeds in het diepe zuiden van de Verenigde Staten leeft, is een vertelster die met evenveel liefde kinderen, oude
mensen en het landschap van de Delta beschrijft.
Democratie door Joan Didion, vertaling Tineke Funhoff (Bert Bakker, 190 p., f 24,90). De Amerikaanse journaliste Joan Didion geniet terecht bekendheid door de politieke essays die zij schreef. Democratie is haar derde roman en hoewel politiek een grote rol speelt in het boek gaat het vooral ook om de ontwikkeling van de vrouwelijke hoofdpersoon Inez Victor. Inez is getrouwd met de Amerikaanse presidentskandidaat Harry Victor. Niet alleen haar doen en laten wordt bepaald door het toekomstige ambt van haar man, in zekere zin ook haar herinneringen. Omdat haar wordt voorgeschreven wat ze moet zeggen, wanneer ze moet glimlachen en hoe ze moet lopen, wordt haar geheugen aangetast. Ze weet niet meer of ze daadwerkelijk iets gezegd heeft of dat ze gelezen heeft dat ze dat zei. Buiten haar officiële dagelijkse leven met Harry heeft Inez incidentele ontmoetingen met haar eerste liefde Jack Lovett; een man die in zaken handelt die nauwelijks te benoemen zijn. Nienke Begeman verwoordde in de boekenbijlage van 22 september 1984 haar bezwaren tegen de roman: we krijgen te weinig essentiële informatie over de belangrijke mannelijke hoofdpersonen en de verteller introduceert zich te nadrukkelijk. ‘Maar het boek mislukt geloof ik vooral doordat Didion zo merkwaardig ambitieus te werk is gegaan. Het is waarachtig geen peuleschil om het kwaad in de wereld en vooral het kwaad in Amerika, de politieke buitenwereld en de binnenwereld van vrouwen zoals Inez, samen te persen in een boek dat niet eens zo erg dik is.’
Dagelijks verraad door Régine Deforges, vertaling Daniël Visser (Manteau, 346 p., f 39,50). Wat er in De blauwe fiets - het eerste deel van Deforges' trilogie - stond, wordt samengevat in dit deel, dat overigens ook als een op zich zelf staande roman gelezen kan worden. Dagelijks verraad behandelt de oorlogsjaren 1942-1944 waarin de jonge heldin Léa Delmas zich afwisselend in Parijs bevindt en op de landerijen van haar ouders in de wijnstreek Bordeaux. Deforges' romans verkopen goed; dat is geen wonder want ze gebruikt alle bestsellerelementen: seks, spanning en sensatie. Het is een familieroman over de oorlog waarin mensen laf of moedig zijn, zich verzetten of collaboreren en waarin liefde en sensualiteit een rol spelen. Léa kiest voor de vrijheid, dus het verzet. Soms heeft het boek een opmerkelijke diepgang; vooral de gecompliceerde figuur Raphaël Mahl in wie de homoseksuele, opportunistische schrijver Maurice Sachs te herkennen valt (die ook al zo'n belangrijke rol speelt in Violette Leducs La Bâtarde) zet zij goed neer. Mahl heeft zich in de meest verachtelijke vorm van collaboratie gestort: hij verraadt mensen om er zelf iets mee te winnen, bijvoorbeeld handgemaakte schoenen van Hermès. Andere keren bewijst hij het verzet weer een dienst; zijn sympathieën zijn niet berekenbaar. Zijn zelfspot is hard. Van Léa's minnaar Franfois Tavenier geeft ze een minder duidelijk beeld, hij blijft oppervlakkiger. Régine Deforges heeft een soepele stijl, die door de vertaling niet altijd tot zijn recht komt. Zij lijkt zich grondig te hebben gedocumenteerd, de gebeurtenissen zijn genuanceerd weergegeven. Dit jaar zal in Frankrijk het laatste deel van de trilogie verschijnen, dat ook in het Nederlands wordt vertaald.
Als de dagen van het jaar, Verhalen uit de Westduitse werkelijkheid 1970-Heden. Samengesteld door Martin Mooij, vertaling Martin Mooij en Joke Gerritsen (Manteau, 334 p., f 45, -) De titel van deze bundel, Als de dagen van het jaar, duidt aan de ene kant op de rijke verscheidenheid van de gekozen teksten en is aan de andere kant een eerbetoon aan de vorig jaar overleden schrijver Uwe Johnson. Hij stierf kort na het verschijnen van zijn roman Jahrestage. Martin Mooij is heel streng geweest in zijn keuze; in deze bundeling zijn uitsluitend verhalen, romanfragmenten en sprookjes opgenomen uit de Westduitse literatuur van de laatste vijftien jaar en dan nog alleen van auteurs die in de Bondsrepubliek wonen en werken. Heel bekende schrijvers als Grass en Böll zijn niet te vinden in de inhoudsopgave, omdat hun werk al in Nederlandse vertaling te koop is. Ondanks de beperking, die overigens elke anthologie kenmerkt, is de bundel een aanwinst. Als je om de een of andere reden de recente Duitse literatuur niet hebt bijgehouden, is dit een uitstekende kans om weer op de hoogte te raken. Bovendien geeft Mooij behalve een informatieve inleiding waarin hij de situatie van de letteren in Duitsland beschrijft, aantekeningen bij de eenenveertig opgenomen auteurs en een lijstje met aanbevolen literatuur. Opvallend is dat een aantal sprookjes is opgenomen (bijvoorbeeld van Peter Rühmkorf), een genre dat in Nederland niet veel wordt beoefend. Sommige fragmenten, zoals van Bodo Morshaüser van wie nog geen drie pagina's vertaald zijn, zijn te kort om een beeld van het werk van een schrijver te vormen. Tot slot een paar namen: Peter Weiss, Martin Walser, Gabrielle Wohmann, Marie-Louise Kaschnitz, Botho Strauss en Uwe Johnson die Mooij de ‘grote Duitse schrijver van deze tijd’ noemt.
MARIJKE HILHORST