Tussen illusie en ontgoocheling
Roman van Rijk van Rotterdam
Vechten door Rijk van Rotterdam Uitgever: Veen, 192 p., f 22,50
Madelien Tolhuisen
Rijk van Rotterdam debuteerde vorig jaar met De rookstoel op het groene laken, een bundel met zeven verhalen waarin dood en ellende een overheersende rol speelden. De stijl was recht-toe-rechtaan, de toon somber en het was duidelijk dat de schrijver de Dramatiek van het Leven in al zijn facetten aan bod wilde laten komen. Zelf omschrijft Van Rotterdam de thematiek in zijn verhalen als volgt: ‘mensen die gestrand zijn in het naamloze gebied tussen illusie en ontgoocheling; mensen, die vergeefs zoeken naar wie ze hadden willen of kunnen zijn.’ Voorwaar geen kinderachtige thematiek, warmmenselijk en indringend... tenminste, als de behandeling ervan op enigszins subtiele wijze gebeurt. En, het hoge woord moet er dan ook maar meteen uit, subtiel is Rijk van Rotterdam in geen enkel opzicht. Ook niet in zijn nieuwe boek, Vechten (een roman deze keer), waarin op huilerige en drakerige toon hetzelfde thema van ‘illusie en ontgoocheling’ verbeeld wordt in een langdradige klaagzang rond een jongen van 16 jaar, nog Sim geheten ook, die geboren is in een zogenaamd ‘kansarm’ gezin (waarschijnlijk het ‘meest kansarme’ gezin van heel Nederland), maar die desondanks hoopt op een betere toekomst. Maar daar zal hij dan wél voor moeten vechten (vandaar de titel natuurlijk), want voor niks gaat alleen de zon op.
In een stijl waarin werkelijk niets aan het toeval (of aan de lezer) wordt overgelaten stelt Rijk van Rotterdam ons op de hoogte van Sims gevecht tegen zijn a-sociale familieleden, tegen zijn werk en tegen zichzelf. Samen met zijn vader (een fascist die niet alleen aan de drank is, maar het ook met zijn eigen dochter doet, die bovendien in de gevangenis heeft gezeten omdat hij met zijn zatte kop iemand een satéstokje in zijn keel had geramd, en die - terecht, zou ik zeggen - in de loop van het boek weer in de gevangenis belandt, deze keer omdat hij een neger een coma heeft bezorgd) werkt hij bij de Reinigingsdienst, waar hij verkeersborden schoonmaakt. Dag-in-dag-uit in die verkeersdampen, en dan nog samen met de man die hij haat! Als dat niet tragisch is, dan weet Rijk van Rotterdam het niet meer. Geen wonder dat Sim er de eigenaardige hobby van het bouwen van miniatuur-hunebedden op nahoudt, en hiervoor in zijn vrije tijd keien gaat zoeken bij de rivier.
Overigens gaat Van Rotterdam een beetje symboliek ook niet uit de weg. De hunebedden, ‘monumenten voor de dood’, worden door Sim op passende wijze ingewijd, zodra hij klaar is met bouwen: hij stort er zijn zaad over uit. Zijn sex en dood niet altijd hand in hand door het leven gegaan?
Dat is ook de mening van de beeldhouwer Bechan, bij wie Sim klusjes opknapt, en op wie hij een tijdje zijn hoop heeft gevestigd voor een betere toekomst. Daar komt nog bij dat Sim zoete dromen heeft over de dochter van de beeldhouwer, op wie hij verliefd is. Nog afgezien van het milieu-verschil maakt hij echter geen enkele kans, omdat de dochter lesbisch blijkt te zijn. Illusies en ontgoochelingen wisselen elkaar nu in snel tempo af. Maar ondanks alle teleurstellingen blijft Sim doorvechten. ‘Thuis de herrie, de ruzies, de leugens, het zuipen, het jatten en, het smerigste van alles, het neuken. Op het werk het lawaai en het stinken van het verkeer, de eeuwige emmer met drab en het brallen van zijn vader. Hij probeerde het allemaal langs zieh heen te laten gaan. Alleen de uren aan de Stevensallee bestond hij echt. (...) Buiten de Stevensallee was alles er alleen maar om hem te treiteren. Het kwam van bovenaf, om hem eronder te houden. Maar ze kregen hem niet klein, dat wist hij heel zeker.’ Het boek eindigt ermee dat Sim zwaar gewond maar nog steeds niet gebroken in een ziekenhuis ligt.
Rijk van Rotterdam
Een andere schrijver die zijn verhalen graag rond de begrippen ‘illusie’ en ‘ontgoocheling’ mocht spinnen, is Willem Elsschot, en van hem zijn dan ook de volgende woorden: ‘In de natuur zit het tragische in 't gebeurde zelf. In kunst zit het meer in de stijl dan in wat er gebeurt. Een haring kan tragisch geschilderd worden, al zit er aan zo'n beest niets dat tragisch op zichzelf is. Daarentegen is het niet voldoende te zeggen “mijn arme vader is dood” om een tragisch effect te bereiken.’ In Vechten roept Rijk van Rotterdam 192 pagina's lang luid en duidelijk: ‘mijn arme vader is dood’.