| |
| |
| |
| |
de lange adem van Solzjenitsyn
Een biografie van meer dan duizend pagina's
Solzhenitsyn Door Michael Scammell Uitgever: Hutchinson, 1051 p., f 86,50
Krasnoje Koleso (Het rode wiel, Deel 1, Augustus Veertien; deel 2, Oktober Zestien) Door Alexander Soljenitsyn Uitgever: YMCA-Press, Parijs, 1018 en 1180 p., ca. f 140, -
Willem G. Weststeijn
Het gebeurt zelden dat er nog tijdens het leven van een auteur zulk een uitgebreide, naar volledigheid strevende biografie wordt gepubliceerd als die van de Amerikaanse slavist Michael Scammell over Solzjenitsyn. Het heeft ook iets onafs. De schrijver is nog niet dood en iemand probeert al met een min of meer definitieve beschrijving te komen. Dat kan eigenlijk niet, zeker niet bij een schrijver als Solzjenitsyn, die nog volop bezig is met zijn magnum opus, dat inmiddels een omvang heeft bereikt van tweemaal Oorlog en vrede, maar nog lang niet voltooid is.
Aan de andere kant, als er iemand is die aanspraak kan maken op een dergelijk eerbetoon - want dat is het natuurlijk - dan is het Solzjenitsyn wel. Weinig anderen hebben na de Tweede Wereldoorlog zo hun stempel gedrukt op het geestelijk leven in zowel de Sovjetunie als de westerse wereld. Hij is wat de Russen noemen een vlastitel doem, iemand die de gedachten bezighoudt, om wie je niet heen kunt, die heersende opvattingen wijzigt, nieuwe denkbeelden ingang doet vinden.
Het is al weer meer dan tien jaar geleden dat Solzjenitsyn bijna dagelijks voorpaginanieuws was (in 1974 werd hij, na een langdurige hetze, de Sovjetunie uitgezet). De relatieve rust die er sindsdien rond zijn persoon is ontstaan zou gemakkelijk de indruk kunnen wekken dat zijn bekendheid weinig meer was dan een door de pers opgeklopt succès de scandale. Niets is echter minder waar. Als schrijver behoort Solzjenitsyn tot de grootsten van deze eeuw. Zijn fenomenale werken zijn niet alleen literair gezien van een grote kracht, de invloed ervan reikt verder. Het is vooral aan Solzjenitsyns werk te danken dat definitief de mythe is doorgeprikt dat de Sovjetunie een betere, idealere staat zou zijn dan de kapitalistische westerse. Er zijn veel boeken geschreven over de vervolgingen en schijnprocessen tijdens Stalin en over de slachtoffers van de Russische strafkampen. Maar pas Solzjenitsyns De Goelag Archipel had het vermogen de ogen van ook de westerse linkse intellectuelen te openen. Sindsdien hebben bijvoorbeeld de Franse communisten en linkse politicologen zich losgemaakt van Moskou. En hoewel het nog steeds gebruikelijker is zich kritisch op te stellen tegen Amerika dan tegen de Sovjetunie (wie heeft er ooit gehoord van Afghanistan-demonstraties?), is er nauwelijks meer iemand te vinden, uitgezonderd notoire opportunisten en egotrippers als de journalist Oltmans, die het socialisme en de Sovjetunie met elkaar identificeren.
Dat Solzjenitsyn als schrijver zulk een grote bekendheid heeft gekregen en zo'n invloed heeft uitgeoefend is des te opmerkelijker omdat hij in zijn niet strikt literaire activiteiten: open brieven, artikelen, televisie-interviews en dergelijke zich heel wat uitspraken heeft veroorloofd die westerse intellectuelen nogal bizar in de oren klinken. Solzjenitsyn is zeker niet de eerste vertegenwoordiger van de Russische intelligentsia die naast een geloof in de messianistische rol van Rusland een rotsvast vertrouwen heeft in zichzelf als profeet die de wereld de waarheid zal verkondigen. Hij vertoont daarbij - iets wat de Russische intelligentsia eveneens niet vreemd is - een grote minachting voor het Westen, dat slap is, decadent, materialistisch en veel te toegevend jegens het grote gevaar dat de wereld bedreigt: de communistische ideologie. Zo schreef hij niet lang na zijn verbanning in een artikel gewijd aan de problemen van de Russisch Orthodoxe Kerk: ‘Ik ben er gedurende de laatste anderhalf jaar meer en meer van overtuigd geraakt dat handen die krachtig genoeg en harten die dapper genoeg zijn eenvoudig niet bestaan in het westen: iedereen hier is verwekelijkt door welvaart en zo druk bezig die welvaart nog te vergroten, dat ofwel de wereld spoedig ten onder zat gaan, ofwel de handen waarmee de hel bestreden wordt uitsluitend in het geknechte oosten gevonden zullen worden. Voor de wereldgeschiedenis van de twintigste eeuw neemt Rusland een sleutelpositie in... Daarom heeft het bezig zijn met de problemen van Rusland geen beperkte, maar een universele betekenis.’
Op dergelijke tirades over de superioriteit van de Russische beschaving van de geest boven de westerse televisie- en consumptiecultuur zitten we bepaald niet te wachten. Ze zijn sterk overdreven, beperkt, eenzijdig, of slaan de plank totaal mis. Maar ze zijn ook niet echt belangrijk. In deze en soortgelijke uitspraken komt een geheel andere Solzjenitsyn naar voren dan in de grote romans als Kankerpaviljoen, In de eerste cirkel en De Goelag Archipel. Het gebeurt vaker dat een schrijver, wanneer hij zich buiten zijn literaire werk om tot de wereld richt, absurde dingen zegt, omdat hij in dit geval niet in toom wordt gehouden door zijn artistieke instinct. Ook bij Tolstoj en Dostojevski is de waarheid van het artistieke werk oneindig veel krachtiger en universeler dan de waarheid van hun morele of politieke geschriften. Een schrijver moet dan ook niet daarop beoordeeld worden, maar uitsluitend op grond van zijn literaire werk. En dan verdient Solzjenitsyn onze grootste bewondering, zowel voor dit werk zelf als voor de manier waarop hij het tot stand heeft gebracht.
| |
Rolls-Royce
Vooral over dit laatste doet Scammell in zijn lezenswaardige biografie tot in de details verslag. Er is natuurlijk al heel wat bekend van de omstandigheden waaronder Solzjenitsyn heeft geschreven en gepubliceerd, maar de hele historie van Solzjenitsyns leven, zijn loopbaan als schrijver en zijn langdurige strijd tegen de autoriteiten is nog niet eerder op zo'n complete en afgewogen manier beschreven als in dit boek. Scammell is ongetwijfeld een bewonderaar van Solzjenitsyn - anders begin je niet aan zo'n klus - maar zijn boek is nergens hagiografie: Solzjenitsyn wordt geprezen, maar ook be- en veroordeeld. Alle feiten waarover de auteur de beschikking had worden vermeld; het levert een welwillend, maar tegelijk objectief verslag op.
Omdat Scammell meer nadruk legt op de biografische en historische feiten dan op psychologische analyse, is het niet verwonderlijk dat de interessantste stukken van zijn boek gaan over de minder bekende fasen van Solzjenitsyns leven. Heel boeiend is de reconstructie van Solzjenitsyns jeugd en van het leven van zijn ouders en grootouders in de periode rond de revolutie.
Solzjenitsyn is geboren op 11 december 1918 in de Kaukasische badplaats Kislovodsk. Zijn vader heeft hij nooit gekend; deze overleed zes maanden voor zijn geboorte aan de gevolgen van een ongeluk tijdens de jacht. Hij was toen juist teruggekeerd uit de Eerste Wereldoorlog en had zich samen met Solzjenitsyns moeder gevestigd op de ouderlijke boerderij in Sablia, een dorp in de steppen ten noorden van de Kaukasus. Na het fatale ongeluk keerde Solzjenitsyns moeder, de dochter van een Oekraïense landeigenaar die zich van eenvoudige boer had opgewerkt tot iemand van grote rijkdom en aanzien, terug naar haar familie. In Kislovodsk trok ze in bij haar broer, een van de eerste Russen die in een Rolls-Royce reed, en diens vrouw Irina, die later op Solzjenitsyn een grote invloed zou uitoefenen.
Toen Solzjenitsyn geboren werd was er van de Rolls-Royce allang geen sprake meer. De revolutie had zich inmiddels ook naar het zuiden uitgestrekt, de bolsjewisten hadden het landgoed en de bezittingen van de familie geconfisqueerd en deze had zich teruggetrokken in Kislovodsk. Na enkele jaren van strijd tussen de Roden en de Witten - voor iedereen een uiterst onzekere en chaotische periode - behaalden de Roden definitief de overwinning. Om niet meer afhankelijk te zijn van haar familie, die steeds minder in staat was haar te onderhouden, vertrok Solzjenitsyns moeder met haar zoontje naar de stad Rostov, waar ze vroeger een privé-gymnasium had bezocht. Met grote moeite - als dochter van een rijke landeigenaar was ze, ook al bezat ze geen cent meer, automatisch verdacht - vond ze werk als stenotypiste en een zeer eenvoudig onderkomen, een vervallen houten schuur op een binnenplaats aan het einde van een doodlopende straat.
In deze houten schuur heeft Solzjenitsyn een groot deel van zijn jeugd doorgebracht. Zijn moeder was niet erg praktisch en kon het harde leven na de revolutie nauwelijks aan. Vaak zond ze daarom haar zoon voor lange perioden naar haar ouders of haar broer. Het was hier dat Solzjenitsyn uitgebreide verhalen hoorde over het prerevolutionaire leven en voor zichzelf een zekere achtergrond creëerde van familie, afkomst en traditie, iets waaraan hij in zijn leven zonder vader een grote behoefte had.
Dit verleden heeft Solzjenitsyn later gereconstrueerd in zijn roman Augustus Veertien. Een van de hoofdpersonen van de roman, Isaaki Lazjenitsyn, is de fictionele reïncarnatie van zijn vader, de stuk- | |
| |
ken over het familieleven zijn gebaseerd op wat hij van zijn moeders familie heeft gezien en gehoord.
| |
In het gelid
In Rostov bezocht Solzjenitsyn de lagere en middelbare school. Hij was een uitstekende leerling, niet in de laatste plaats door zijn enorme ijver en doorzettingsvermogen, karaktertrekken die ook voor zijn latere schrijverscarrière van onschatbare waarde zijn gebleken. Wellicht tegen de verwachtingen in - hij was tenslotte de kleinzoon van een miljonair en de zoon van een tsaristische officier - werd hij volledig ingepalmd door het Sovjetonderwijssysteem. Hij werd lid van de jeugdorganisatie Komsomol en stortte zich aan het einde van zijn schooltijd en het begin van zijn studententijd gretig op de studie van het marxisme-leninisme. De vervolgingen in de jaren dertig gingen volledig langs hem heen. Hij merkte natuurlijk dat er leraren en professoren verdwenen, maar beschouwde dit als iets onvermijdelijks dat met hemzelf, lid van een nieuwe generatie die na de revolutie geboren was, niets te maken had. ‘Waarom zouden we over die arrestaties nadenken?’ schreef Solzjenitsyn later in De Goelag Archipel. ‘Het feit dat alle plaatselijke partijleiders waren vervangen raakte ons niet in het minst. Twee of drie professoren waren gearresteerd, maar wat zou dat? Niet met hen gingen we dansen en met hen er niet bij was het des te gemakkelijker voor onze examens te slagen. Wij twintigjarigen marcheerden in het gelid var! de Oktoberkinderen en als kinderen van de Revolutie keken we vooruit naar een schitterende toekomst.’ Het scheelde weinig of Solzjenitsyn had zich laten strikken voor een carrière bij de geheime politie; een zesde zintuig deed hem daar uiteindelijk toch van afzien.
Nog voor hij ging studeren had Solzjenitsyn het besliste voornemen opgevat schrijver te worden. Op zijn achttiende jaar ontwierp hij een uiterst ambitieus project: een grote epische roman over de Russische revolutie, in de trant van Tolstojs Oorlogen vrede. Hij bestudeerde hiervoor de archieven, verzamelde een grote hoeveelheid materiaal en schreef een aantal scènes en hoofdstukken. Dit grootse project heeft Solzjenitsyn gedurende zijn gehele leven niet meer losgelaten. Toen hij dertig jaar later eindelijk toekwam aan het schrijven van het eerste deel ervan, Augustus veertien, bleken hele stukken van wat hij in zijn jeugd had geschreven nog goed bruikbaar.
Ondanks zijn liefde voor de literatuur koos Solzjenitsyn op de universiteit voor wis- en natuurkunde. Rostov had op het gebied van literatuurstudie weinig te bieden en naar Moskou gaan wilde hij niet omwille van zijn moeder, die aan tbc leed en geleidelijk aan verzwakte.
Het universitaire leven verliep voor Solzjenitsyn even voorspoedig als zijn schooltijd. Hij was een briljant student en de ziel van een kleine kring begaafde medestudenten. Met één van hen, Natalia Resjetovskaja, die scheikunde studeerde en daarnaast een voortreffelijk pianiste was, trouwde hij in 1940.
Een jaar later, in juni 1941, voltooide Solzjenitsyn zijn studie. In diezelfde maand viel Duitsland de Sovjetunie binnen. Solzjenitsyn besloot - net als zijn vader in de Eerste Wereldoorlog had gedaan - zich onmiddellijk aan te melden als vrijwilliger, maar tot zijn grote frustratie werd hij afgekeurd. Pas enkele maanden later, toen de Duitsers grote vorderingen hadden gemaakt en bijna iedereen werd gemobiliseerd om het vaderland te verdedigen, kreeg ook Solzjenitsyn een oproep. Eerst diende hij als koetsier ergens ver in de achterhoede; zijn fervente pogingen om naar het front gezonden te worden hadden pas na een halfjaar succes. Hij volgde een korte officiersopleiding aan een artillerieschool en werd specialist in het bepalen van de positie van het vijandelijke geschut.
Solzjenitsyn bleek een uitstekend officier. Hij was een geboren leider, die strikte discipline eiste van zijn ondergeschikten, maar tegelijkertijd vriendschappelijk met hen omging. Hij vertoonde een grote persoonlijke dapperheid, kreeg verschillende onderscheidingen en werd al snel bevorderd tot kapitein. Intussen vergat hij zijn roeping niet. Hij besefte dat de indrukken die hij opdeed van het militaire leven van onschatbaar belang waren voor de literaire werken die hij wilde schrijven. Vooral de opmars van het Russische leger door Oost-Pruisen, de streek waar ook zijn vader gevochten had, leverde hem uitstekend materiaal voor zijn levenswerk, de roman over de revolutie, die hij wilde laten beginnen met de nederlaag van het Russische leger onder generaal Samsonov in augustus 1914.
Solzjenitsyn en zijn vrouw Natalie Svetlova
In de pauzes tussen de gevechten schreef Solzjenitsyn een aantal verhalen en correspondeerde hij uitvoerig met zijn vrouw en met een van zijn vroegere studievrienden die eveneens officier was geworden. Het was deze laatste correspondentie die hem duur te staan zou komen. In de brieven aan zijn vriend had Solzjenitsyn zich een aantal negatieve opmerkingen over Stalin veroorloofd en, erger nog, een resolutie opgesteld om een nieuwe, strikt leninistische partij op te richten, teneinde het land te redden van de economische en culturele stagnatie waarvoor volgens hem Stalin verantwoordelijk was. Natuurlijk werd alle post gecensureerd en het was voor de geheime politie een koud kunstje de correspondentie te zien als het begin van een geheime organisatie die de bedoeling had het Sovjetbewind omver te werpen.
Begin februari 1945, enkele maanden voor de definitieve nederlaag van Duitsland, werd Solzjenitsyn gearresteerd, per arrestantentrein overgebracht naar Moskou en in afwachting van zijn berechting opgesloten in de beruchte Ljoebjanka gevangenis. Het vonnis werd in juli uitgesproken: acht jaar werkkamp.
| |
Sjarasjka
Het was een hard gelag voor Solzjenitsyn, de vurige patriot en niet minder vurig marxist-leninist, opgesloten te moeten zitten met wat hij beschouwde als verraders en vijanden van het Russische volk. Al gauw werd hij uit de droom geholpen. Natuurlijk zaten er in de gevangenissen en kampen mensen die met de Duitsers hadden geheuld, speculanten en echte criminelen. Maar er zaten ook talloze onschuldigen: militairen die in Duitse krijgsgevangenschap waren geraakt en uitsluitend om die reden als verraders waren opgepakt, een oude bolsjewist die veroordeeld Was voor terrorisme omdat hij een antiek pistool in zijn bezit had, westers georiënteerde intellectuelen uit de Baltische staten die zich hadden verzet tegen de annexatie van hun land door de Sovjetunie.
Voor Solzjenitsyn ging een geheel nieuwe wereld open. In de cellen leerde hij de meest verschillende mensen kennen en hoorde hij de meest fantastische verhalen. De gevangenis en zijn latere tocht door de kampen leerde hem nog iets anders: de Sovjetmaatschappij met al zijn starheid en onrechtvaardigheid was niet uitsluitend het gevolg van de fouten van Stalin, maar had een diepere oorzaak: de revolutie, die uiteindelijk was terug te voeren op de leer van Marx en Lenin.
Voordat Solzjenitsyn doordrongen raakte van dit besef zou er echter nog heel wat tijd verstrijken. Gedurende de eerste jaren van zijn straftijd bleef hij de juistheid van de communistische leer nog fervent verdedigen en pas in de sjarasjka begonnen zijn gedachten, vooral dank zij de discussies met zijn vrienden Dimitri Panin en Lev Kopelev, een andere richting uit te gaan. De sjarasjka was een speciaal kamp voor ingenieurs en geleerden, opgericht om het enorme potentieel aan intellectuelen dat gevangen zat op doelmatige wijze te gebruiken. In ruil voor het doen van ontdekkingen (Solzjenitsyn werkte onder meer aan het ontwerpen van afluisterapparatuur) genoten de gevangenen allerlei privileges. De bijna drie jaar die Solzjenitsyn in de sjarasjka heeft doorgebracht waren in verschillende opzichten van doorslaggevend belang voor zijn leven. Ze hebben hem niet alleen gered van de fysieke ondergang - acht jaar dwangarbeid zou hij niet hebben overleefd - maar bezorgden hem ook een omgeving waarin op hoog intellectueel niveau en in bijna absolute vrijheid over de meest uiteenlopende zaken gediscussieerd werd. Verder hebben ze hem ook het materiaal geleverd voor zijn misschien wel beste roman, In de eerste cirkel.
Solzjenitsyns kamptijd en de daaropvolgende periode van zijn verbanning, de herziening van zijn vonnis, zijn terugkeer naar Europees Rusland en de eerste successen van zijn schrijverschap zijn bekender dan de eerste fasen van zijn leven, onder meer omdat Solzjenitsyn zelf er uitvoerig over geschreven heeft. Solzjenitsyn komt het beste tot zijn recht als hij voor zijn fictie kan putten uit eigen ervaring of uit verhalen van anderen of bestaande documenten. Beschrijvingen van volledig gefantaseerde personages of situaties hebben bij hem iets houterigs en missen de overtuigingskracht die zijn overige werk kenmerkt. Voor zijn schrijverschap is zijn gebeurtenisrijke leven, dat eigenlijk helemaal niet strookte met zijn persoonlijkheid (hij heeft altijd de voorkeur gegeven aan een vrij teruggetrokken bestaan) dan ook een zegen geweest. Het is natuurlijk onmogelijk uit te maken hoe Solzjenitsyn zich ontwikkeld zou hebben zonder zijn kampervaringen, maar of hij tot dezelfde hoogten gestegen zou zijn als met zijn tot nu toe gepubliceerde werk valt te betwijfelen.
In De Goelag Archipel, het schokkende roman-document over de Russische kampen, vertelt Solzjenitsyn ook over het verblijf in het werkkamp waar hij na de sjarasjka heen gestuurd werd. Het lag in Kazachstan en de omstandigheden waren oneindig veel slechter dan in de sjarasjka. Het was een van de moeilijkste perioden in zijn leven. Zijn gezondheid was slecht - in het kampziekenhuis werd onder primitieve omstandigheden een kankergezwel verwijderd - en bovendien liet zijn vrouw, die hem gedurende de oorlogsjaren en de daaropvolgende gevangenschap nauwelijks had gezien en zich geleidelijk van hem vervreemd voelde, weten dat ze van hem wilde scheiden.
In 1953 was Solzjenitsyns straftijd om en werd hij ‘voor eeuwig’ verbannen naar het Kazachstaanse district Kok Terek. Hij vond een baantje als leraar en richtte zich zo goed en zo kwaad als dat ging in in een eenzame hut. In Kok Terek vatte hij zijn schrijverschap weer op; hij voltooide enkele toneelstukken en begon aan In de eerste cirkel. Er lag echter een nieuw gevaar op de loer: het kankergezwel was teruggekeerd, bezorgde hem hevige pijnen en vormde een acute bedreiging van zijn leven.
Met grote moeite wist Solzjenitsyn toestemming te krijgen naar Alma Ata te gaan om zich te laten behandelen. Zijn reis ernaar toe, twijfels, angst voor de dood, de kliniek waar hij ten slotte in terechtkwam, de doctoren en de uiteindelijke miraculeuze genezing heeft hij uitvoerig beschreven in de roman Kankerpaviljoen.
| |
Ivan Denisovitsj
Intussen hoorde Solzjenitsyn in zijn verbanningsoord vage geruchten over Chroesjtsjovs destalinisatiecampagne. Tijdens de algemene amnestie van 1956 werd ook zijn vonnis herzien en kreeg hij toestemming te gaan en te staan waar hij wilde. Hij besloot in de buurt van Moskou een plaats te zoeken waar hij als leraar kon werken en ongestoord zou kunnen schrijven. Hij vond zijn dorp, maar werd gekweld door een gevoel van grote eenzaamheid. Hij probeerde daarom opnieuw in contact te komen met zijn vroegere vrouw, Natalia Resjetovskaja, die aanvankelijk niet bereid was haar nieuwe huwelijk op te geven, maar nadat ze Solzjenitsyn enkele keren had ontmoet weer onder de indruk kwam van zijn persoonlijkheid en besloot zich met hem te herenigen.
Enige tijd later trok Solzjenitsyn bij Resjetovskaja in; ze woonde in de stad Rjazan, een kleine tweehonderd kilometer ten zuiden van Moskou. Ook in Rjazan verdeelde Solzjenitsyn zijn tijd tussen het leraarschap en het schrijverschap. Hij werkte als een bezetene, met een zeer strikte dagindeling en leefde als een monnik. Nauwkeurig tekende hij bijvoorbeeld aan hoeveel tijd er opging aan bioscoop en concerten; was dit meer dan twee avonden in de maand, dan moest de maand daarop deze tijd weer worden ingehaald.
| |
| |
Het eerste belangrijke werk dat Solzjenitsyn voltooide was de roman over de sjarasjka, In de eerste cirkel. Daar hij niet geloofde dat de roman de censuur zou kunnen passeren, werkte hij eraan in het diepste geheim, achterhaalde versies zorgvuldig vernietigend en zoveel mogelijk woorden op een pagina persend, zodat het manuscript klein zou blijven en gemakkelijk verstopt zou kunnen worden. Vervolgens werkte hij een al heel lang gekoesterd idee uit: de beschrijving van het leven van een gewone gevangene in een werkkamp. Het werd een korte roman die hij na rijp beraad door bemiddeling van vrienden aanbood aan het liberale tijdschrift Novy Mir (De Nieuwe Wereld). De redacteur ervan, de dichter Aleksander Tvardovski, stond bekend om zijn fijne neus voor literair talent en had bovendien een hoge positie in de partij, zodat hij erin was geslaagd zijn tijdschrift ver te doen uitstijgen boven alle andere. Novy Mir was het leidende culturele orgaan geworden van de liberalen in hun strijd tegen de conservatieven. Als Solzjenitsyns roman ergens een kans had was het hier.
Over de manier waarop Tvardovski reageerde op Solzjenitsyns manuscript doet, zoals vaker bij de ontdekking van schrijvers die later beroemd geworden zijn, een half-apocrief verhaal de ronde. Tvardovski had de gewoonte manuscripten die zijn secretaresse hem meegaf in bed door te kijken. Toen hij echter eenmaal begonnen was in Solzjenitsyns roman raakte hij zo enthousiast dat hij besloot zich weer aan te kleden en aan zijn bureau te gaan zitten. Het zou heiligschennis zijn een nieuw meesterwerk van de Russische literatuur in pyjama te lezen.
Tvardovski zette onmiddellijk alles in het werk de roman gepubliceerd te krijgen. Hij besefte natuurlijk dat het thema ervan grote problemen zou opleveren met de censuur, want het was nog steeds taboe iets over de kampen te schrijven. Anderzijds werd er in de roman, die op voorstel van Tvardovski de titel kreeg: Eén dag van Ivan Denisovitsj, geen negatief beeld geschetst, maar in de persoon van de held veeleer een beschrijving gegeven van de enorme geestkracht waarover het Russische volk beschikte.
De beslissing Ivan Denisovitsj te publiceren werd ten slotte genomen door de hoogste instantie, Chroesjtsjov persoonlijk. Niet zo zeer omdat Chroesjtsjov de literatuur een goed hart toedroeg, maar omdat hij de roman uitstekend kon gebruiken in zijn destalinisatiepolitiek en zijn eigen positie in de partij ermee dacht te kunnen verstevigen.
De roman werd door het publiek stormachtig ontvangen. Het nummer van Novy mir waarin Ivan Denisovitsj verscheen was onmiddelijk uitverkocht en hetzelfde gold voor een aparte goedkope heruitgave van de roman die enkele maanden later in een oplage van 750.000 exemplaren werd verspreid. De reden van het enthousiasme van de lezers was niet moeilijk vast te stellen. Voor het eerst werd hier iets verwoord van de traumatische ervaringen van miljoenen mensen die na de amnestie van 1956 uit de kampen waren teruggekeerd. Er werd openlijk over de kampen gesproken, niet op een feitelijke, kritische manier, maar in romanvorm. Het is een merkwaardige paradox van de literatuur dat de fictionele wereld die erin ontworpen wordt, bevolkt door bedachte personages in bedachte situaties een veel sterker effect teweeg kan brengen dan een precieze beschrijving van de werkelijkheid. De relatie die de lezer heeft met romanpersonages is vaak directer en intenser dan de relatie met ‘echte’ mensen.
‘De tranen stroomden over mijn gezicht,’ schreef een vrouw aan Solzjenitsyn. ‘Ik veegde ze niet weg en schaamde me er ook niet voor, want dit alles, verpakt in een klein aantal bladzijden van een tijdschrift was van mij, van mij persoonlijk, van mij voor elke dag van de vijftien jaar die ik in de kampen heb doorgebracht.’ En anderen: ‘Dank u voor uw waarheidsgetrouwheid’; ‘De hemel zij geprezen dat u bestaat. Uw bestaan is ons geluk’; ‘Dank u voor wat u tot stand hebt gebracht. Gaat u alstublieft door in dezelfde geest - schrijf, schrijf... Blijf gezond, dierbare vriend. U hebt uw naam reeds gevestigd in de geschiedenis van de Sovjetliteratuur en niets kan die meer uitwissen.’
| |
Ascetisch leven
Ook de critici waren vol lof, zij het dat de conservatieven er de nadruk op legden dat Ivan Denisovitsj een onderdeel was van de partijpolitiek en vooral in het licht bezien moest worden van de ‘door de partij en het volk gesanctioneerde mogelijkheid de waarheid te vertellen’.
Van een onbekend leraar in de provincie was Solzjenitsyn plotseling één van de bekendste mensen van het land geworden. Zijn naam lag op ieders lippen, hij kreeg dagelijks zakken vol post, werd bestormd door journalisten kreeg onmiddellijk het lidmaatschap van de Schrijversbond en een luxueuze flat in Moskou aangeboden en zou zich zo onder het literaire establishment van de hoofdstad kunnen scharen.
Maar Solzjenitsyn had andere plannen. Hij had een afkeer van alle officiële drukte rond zijn persoon, haatte bezoekers en in het bijzonder journalisten, die zijn kostbare tijd in beslag namen en had er geen enkele behoefte aan een van de bonzen van de Sovjetliteratuur te worden en in ruil voor partijgetrouwheid uitvoerig bewierookt te worden. Hij bleef zoveel mogelijk vasthouden aan zijn vroegere ascetische leven en nam alleen het lidmaatschap van de Schrijversbond aan, omdat dit hem in staat stelde zijn leraarsbaan op te geven en hij zich nu full-time kon wijden aan zijn literaire werk.
In de periode na 1962, het jaar dat Ivan Denisovitsj verscheen - op het hoogtepunt van de naoorlogse liberalisering in de Sovjetunie - probeerde Solzjenitsyn zo goed mogelijk gebruik te maken van zijn roem en ook het andere werk dat hij geschreven had gepubliceerd te krijgen. Ondanks de steun van zijn vriend en uitgever Tvardovski ondervond hij daarbij echter grote en geleidelijk steeds toenemende tegenstand van de kant van de conservatieven die in hem, en zeker niet ten onrechte, een antagonistisch element bespeurden. De Leninprijs, de hoogste literaire onderscheiding in de Sovjetunie, ging Solzjenitsyn daarom net voorbij. Een nog ernstiger streep door de rekening was de val van Chroesjtsjov in 1964, die de conservatieven de mogelijkheid bood de censuur te verscherpen en de destalinisatie een halt toe te roepen. De publikatie van Solzjenitsyns roman In de eerst cirkel, die al geruime tijd bij de redactie van Novy Mir lag, kwam daarmee definitief op losse schroeven te staan.
Een jaar later deed de KGB een inval bij een van Solzjenitsyns vrienden en confisqueerde een deel van zijn archief dat de schrijver daar had ondergebracht. Het archief bevatte gevaarlijk materiaal en Solzjenitsyn was doodsbang dat hij gearresteerd zou worden. Zijn vrees deed hem besluiten tot een nieuwe tactiek. Zijn lijfboek, het Russische spreekwoordenboek van Dalj, waar hij dagelijks in las, verschafte hem uitspraken als: ‘De ene mens sterft van vrees, de andere komt erdoor tot leven’ en ‘Als er problemen komen, maak dan ook daarvan gebruik’. Hij handelde dienovereenkomstig. Hij gaf voor een deel zijn teruggetrokken leven op, verscheen bij officiële gelegenheden en deed zich niet meer voor als de beginnende schrijver die in ruil voor publikatiemogelijkheden bereid was tot compromissen, maar als de nationaal en internationaal beroemde auteur die zelf eisen stelde.
Vanaf nu voerde Solzjenitsyn een verbitterde strijd met de machthebbers, die negen jaar later zou uitlopen op de gedwongen uitzetting uit zijn vaderland. De ongelijke strijd werd door Solzjenitsyn op een strategische manier gevoerd, waarbij hij dankbaar gebruik maakte van zijn bekendheid en van de grote belangstelling van de westerse pers - het was de periode van de eerste naoorlogse schrijversprocessen en van het ontstaan van de democratische beweging - voor de Russische dissidenten in het algemeen. Intimidatiepogingen van de KGB werden door Solzjenitsyn beantwoord met felle protesten in brieven aan de verantwoordelijke autoriteiten; kopieën daarvan werden ter hand gesteld aan westerse journalisten, zodat ze onmiddellijk wereldnieuws werden en via de westerse radiouitzendingen in het Russisch ook in de Sovjetunie bekend werden. Voor het vierde Schrijverscongres (1967) schreef hij een open brief die aan ruim honderd schrijvers persoonlijk werd verstuurd en waarin een vurig pleidooi werd gehouden voor het afschaffen van de censuur. Zorgvuldige plannen maakte Solzjenitsyn voor het veilig stellen van zijn manuscripten. Kankerpaviljoen, In de eerste cirkel en wat later ook De Goelag Archipel werden naar het Westen gesmokkeld en toevertrouwd aan mensen van wie Solzjenitsyn eropaan kon dat ze pas tot publikatie zouden overgaan als hij- zelf daartoe het sein gaf. Hoewel de eerste twee romans eerder in het Westen verschenen dan Solzjenitsyn eigenlijk had gewild - ze circuleerden al enige tijd in de Russische ondergrondse pers, de samizdat - deden ze bepaald geen afbreuk aan Solzjenitsyns zaak. Rond 1970 was Solzjenitsyn een van de beroemdste schrijvers ter wereld. Toen hem in dat jaar ook de Nobelprijs werd toegekend, leek zijn positie sterker dan ooit.
| |
Svetlova
Deze tijd van succes, roem en immense populariteit viel samen met een moeilijke periode in Solzjenitsyns privé-leven: zijn huwelijk stond op instorten. De ‘strijd’ met zijn vrouw viel Solzjenitsyn zwaarder dan zijn gevecht met de staat. Hij had na zijn terugkeer uit de verbanning een aantal gelukkige jaren met Natalia Resjetovskaja doorgebracht. Zij had zich aangepast aan zijn ascetische levensstijl en was opgetreden als zijn secretaresse. Door Solzjenitsyns bekendheid was hun leven echter veranderd. Zij was nu de echtgenote van een beroemde schrijver geworden en was ten volle bereid de plichten en de rechten van deze positie op zich te nemen. Dat Solzjenitsyn geen enkele behoefte had aan een leven in de schijnwerpers trof haar dan ook pijnlijk, te meer daar Solzjenitsyn zich steeds vaker terugtrok op plaatsen waar hij voor niemand, ook voor haar niet, bereikbaar was en ze zich dikwijls eenzaam voelde. Moeilijk te verkroppen vond ze ook dat Solzjenitsyn andere vrouwen inschakelde, uit de wereld van de Moskouse intelligentsia, om hem
| |
| |
te assisteren bij zijn literaire werk. Een van deze vrouwen, Natalia Svetlova, ruim twintig jaar jonger dan Solzjenitsyn, oefende een grote aantrekkingskracht op de schrijver uit. Solzjenitsyn drong nu aan op een scheiding, maar Resjetovskaja weigerde. Ondanks de verkoeling die er in haar relaties met Solzjenitsyn was opgetreden kon ze de gedachte haar bestaan als Solzjenitsyns echtgenote op te moeten geven niet verdragen. Pas toen Solzjenitsyn bij Svetlova een kind had gekregen en daarmee nu ook een wettige mogelijkheid de scheiding door te voeren, stemde Resjetovskaja met een regeling in.
Solzjenitsyns huiselijke drama, dat onvermijdelijk ook in de pers kwam, deed de eerste barsten ontstaan in het glorieuze beeld dat men zich had gevormd van deze integere en moedige strijder voor recht en gerechtigheid. De barsten werden nog verergerd door Solzjenitsyns geleidelijk toenemend conservatisme en antiwesterse houding die onder meer naar buiten kwamen in zijn Nobelprijsrede en in een uitgebreid interview dat hij had met twee Amerikaanse correspondenten.
Niettemin bleef de belangstelling voor Solzjenitsyns eenzame gevecht met de autoriteiten onverminderd groot. Zijn uitzetting uit de Schrijversbond, zijn onverwachte verschijning op Tvardovski's begrafenis, de snerende commentaren in de Sovjetpers bij het toekennen van de Nobelprijs aan Solzjenitsyn en de publikatie in het Westen van zijn nieuwste roman, Augustus veertien, werden alle uitvoerig gememoreerd in de westerse publiciteitsmedia. Deze aandacht voor alles wat hij deed vormde Solzjenitsyns beste bescherming en leek zijn positie bijna onaantastbaar te maken.
Toch kon ook Solzjenitsyn zich niet alles permitteren. Eind 1973 werd de schrijver opgeschrikt door het bericht dat de KGB via een van zijn toegewijde typistes - die kort daarop zelfmoord pleegde - beslag had weten te leggen op een kopie van De Goelag Archipel. Solzjenitsyn reageerde onmiddellijk door het bestaan van het boek, dat al sinds 1969 in het westen was, bekend te maken en zijn uitgever in Amerika de opdracht te geven zo spoedig mogelijk met een vertaling te komen. De publiciteit in het Westen was, zoals gebruikelijk, enorm. Met zijn uitvoerige documentatie van het Russische kampsysteem, de beschrijving van de lange periode van onrecht en wreedheid die al begon direct na de oprichting van de Sovjetstaat, de vergelijking van de Sovjetterreur met die van de nazi's en de ondubbelzinnige oproep de misdadigers ter verantwoording te roepen bracht Solzjenitsyn een schokeffect teweeg.
| |
Het rode wiel
Voor de autoriteiten in de Sovjetunie was De Goelag Archipel de druppel die de emmer deed overlopen. In januari 1974 verscheen er in de Pravda een lang artikel waarin Solzjenitsyns carrière uitvoerig werd behandeld: hij was een tegenstander van de revolutie, interne emigrant, vijand van de vrede, democratie en socialisme; als nazaat van een rijke landeigenaar streefde hij naar de terugkeer van een kapitalistische samenleving. Hij was antipatriotistisch, anti-Russisch, pro-Duits, een verrader die het land waarin hij geboren was haatte en bovenal een rijke speculant, die drie auto's bezat en een Zwitserse bankrekening die hij spekte met leugenachtige verhalen over de Sovjetunie. In deze trant ging de Sovjetpers nog enkele weken door en het was voor iedereen duidelijk dat er iets zou gaan gebeuren. In februari werd Solzjenitsyn gearresteerd en op een vliegtuig gezet naar Duitsland.
Uitwijzing naar het Westen bleek, ten tijde van de détente, het meest probate middel voor de machthebbers om voorgoed af te komen van ongewenste elementen. ‘Stalinistische’ arrestatie en veroordeling leverden te veel negatieve publiciteit op, de andersdenkenden hun gang laten gaan was te gevaarlijk. Gedwongen emigratie maakte de dissidenten monddood en was ook voor het Westen aanvaardbaar (nu de verhouding tussen Oost en West weer is bekoeld heeft de Sovjetunie minder moeite met kampstraffen of, zoals in het geval van Sacharov, verbanning).
Zijn eerste maanden in het Westen waren voor Solzjenitsyn een weinig prettige ervaring. Hij werd bestookt door de pers die hem als een troep horzels achtervolgde en kon zich slechts met moeite aanpassen aan de nieuwe omstandigheden die zo geheel anders waren dan de wijze waarop hij zijn leven in de Sovjetunie had ingericht. De komst van Natalia Svetlova en zijn (inmiddels drie) kinderen bracht weer enige rust. Hij vestigde zich met zijn gezin in Zürich en schreef daar onder meer zijn memoires over zijn jarenlange strijd met de Sovjetautoriteiten, Het kalf stoot de eik.
Solzjenitsyn temidden van scholieren in Eton
Verschillende bezoeken aan Amerika, waar hij werd binnengehaald als een nationale held, maar zijn soms exorbitante uitspraken niet door iedereen in dank werden afgenomen (hij voorspelde bijvoorbeeld dat Italië en Frankrijk spoedig een prooi zouden worden van het communisme), maakten Solzjenitsyn duidelijk dat dit land een geschiktere verblijfplaats voor hem was dan Europa. In Zürich werd hij geplaagd door enorme hoeveelheden post en talloze bezoekers die hem allemaal ‘maar een halfuurtje’ wilden zien. Amerika, en de uiteindelijke plaats die hij uitkoos in het bijzonder, een dorpje in Vermont, bood ruimte en afgezonderdheid. Bovendien bevatten de Amerikaanse bibliotheken veel archiefmateriaal dat hij wilde raadplegen voor zijn historische epos Het rode wiel.
In Vermont, waar Solzjenitsyn sinds 1976 woont, heeft de schrijver naar eigen zeggen ideale omstandigheden gevonden om te werken. Hij treedt sindsdien slechts zelden meer in de openbaarheid en heeft slechts één doel voor ogen: voor zijn dood nog zoveel mogelijk te voltooien van zijn levenswerk, de grote roman over Rusland rond de tijd van de Revolutie.
Deze roman, Het rode wiel, is een enorme onderneming. Toen Solzjenitsyn naar Amerika verhuisde had hij er drie delen van geschreven, Augustus veertien, Oktober zestien en Maart zeventien. De uitvoerige archieven waarover de Amerikaanse bibliotheken beschikten dwongen hem dit alles grondig te herzien, vandaar dat nu pas de uiteindelijke versie van de eerste twee delen is verschenen, waarbij Augustus veertien, dat reeds eerder in 1971 werd gepubliceerd, aanzienlijk is uitgebreid. Maart zeventien zal binnenkort volgen en er staan nog vier andere delen op het programma, waarmee Solzjenitsyn tot 1922 hoopt te komen (elk deel telt ongeveer duizend bladzijden).
Het rode wiel is voor Solzjenitsyn het beeld van de revolutie. Wanneer het wiel gaat draaien (het beeld komt voor het eerst voor in Augustus veertien) sleurt het een heel volk, hele volkeren met zich mee. Ook zij die de revolutie op gang hebben gebracht raken hulpeloos in deze wenteling verstrikt en komen daarbij dikwijls om. Hoe in Rusland het wiel is gaan draaien, hoe het tot de Oktoberrevolutie heeft kunnen komen en wat de onmiddellijke gevolgen ervan waren zijn de vragen die Solzjenitsyn met zijn roman wil beantwoorden.
In onderscheid met de meeste romans en ook met Solzjenitsyns voorbeeld, Oorlog en vrede van Tolstoj, is Het rode wiel niet gecentreerd rond enkele hoofdpersonen of families, maar zijn er tientallen, misschien wel honderden personages, waaronder veel historische, die optreden en beschreven worden op de meest verschillende plaatsen van Rusland. Een heel land in de draaikolk van de revolutie. Om toch enige structuur aan te brengen in dit enorme, onoverzienbare materiaal heeft Solzjenitsyn de methode van ‘knooppunten’ gekozen. Elk deel van de roman behandelt slechts een korte, zij het zeer belangrijke tijd van een bepaald jaar, hooguit twee of drie weken, en alleen de gebeurtenissen van deze periode worden uitvoerig beschreven. Over de tijd tussen de verschillende ‘knopen’ in wordt niets gezegd.
De eerste knoop, Augustus veertien, behandelt de opmars van het Russische leger door Oost-Pruisen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog en de verpletterende nederlaag die de Russen leden onder generaal Samsonov bij het plaatsje Tannenberg (deze nederlaag en de moord op de doortastende minister Stolypin in 1911 beschouwt Solzjenitsyn als doorslaggevend voor het lot van Rusland). Augustus veertien is vol dynamische beweging, beschrijving van troepenverplaatsingen en veldscènes, maar biedt ook enkele prachtige portretten, onder andere dat van de Koetoezov-achtige, echt Russische generaal Samsonov, die ten gevolge van de onkunde van zijn superieuren wordt verslagen en vervolgens zelfmoord pleegt.
Oktober zestien is een veel rustiger boek en bevat minder dramatische scènes dan de eerste ‘knoop’. Dit deel concentreert zich op de discussies in de Russische volksvertegenwoordiging, de Doema, of de oorlog voortgezet moet worden dan wel beëindigd met een ongunstig vredesverdrag. Nog duidelijker dan in Augustus veertien komt hier Solzjenitsyns historische en literaire methode tot uitdrukking.
Solzjenitsyn is tegelijkertijd historicus en romanschrijver. Hoewel zijn grote kracht in het laatste ligt, is hij gegrepen door de geschiedenis. Het is zijn uiteindelijke doel het verleden te verklaren, na te gaan hoe de revolutie Rusland in zijn greep heeft kunnen krijgen en de geschiedenis, alle namen, feiten en gebeurtenissen die door de officiële Sovjetgeschiedschrijving zijn vervalst of weggelaten, te herstellen. Om dit doel te bereiken doorploegt hij als een historicus alle archieven die hem van nut kunnen zijn, maar om een pakkend, meeslepend en overtuigend beeld te creëren gaat hij te werk als een romanschrijver. De romanvorm biedt hem de mogelijkheid de personages van binnenuit te beschrijven en daarmee dieper door te dringen tot de essentie van wat hen drijft. Solzjenitsyns artistieke vermogen stelt hem daarbij in staat in de huid te kruipen van de meest verschillende personages en daarvan volstrekt overtuigende portretten te geven. Er ontstaat op deze manier een unieke, nog niet eerder op zo'n manier en op zo'n schaal gecreëerd beeld van een tijd: uitvoerige beschrijvingen van historische gebeurtenissen, maar tevens uitvoerige beschrijvingen van de innerlijke motivatie van de hoofdpersonen in deze gebeurtenissen. Dezelfde methode lag eigenlijk al ten grondslag aan De Goelag Archipel, een roman, maar tegelijkertijd een feitelijk, allesomvattend verslag van de kampen.
Het gestelde doel, de omvang en de krachtsinspanning die nodig is voor de verwezenlijking van Het rode wiel zijn verbijsterend. Dat Solzjenitsyn zich aan deze taak heeft durven wagen tekent zijn enorme geestkracht en geloof in eigen kunnen. Paradoxaal genoeg is het juist die zekerheid, het absolute vertrouwen in zichzelf en in de juistheid van zijn eigen visie die gevaar oplevert voor zijn historische epos. Solzjenitsyns romans zijn wat men noemt ‘polyfonisch’, de verschillende personages hebben hun eigen stem, hun eigen mening die niet beoordeeld of overheerst wordt door de stem van de auteur. Dit maakt het beeld dat ontworpen wordt veelzijdig, interessant en diepgravend. Maar in Het rode wiel - en de tendens is in de nieuwe versie van Augustus veertien sterker dan in de eerdere - kan Solzjenitsyn niet altijd zijn eigen visie voor zich houden en klinkt hier en daar zijn stem, zijn commentaar in de beschrijvingen door. Hierdoor wordt het beeld soms vertrokken en oppervlakkig. Solzjenitsyn is eigenlijk een merkwaardige kruising tussen de polyfonische Dostojevski, die in zijn romans altijd een korte tijd beschrijft waarin een massa personages en gebeurtenissen worden samengebald en Tolstoj die zijn alwetende, naar het moralistische geneigde verteller hele levensgeschiedenissen laat vertellen. Voor de ‘knoopachtige’ structuur van Solzjenitsyns unieke en magistrale historische epos heeft de polyfonische methode een veel krachtiger effect dan de overheersende eigen stem. De toekomst zal leren wat de doorslag zal geven: het artistieke instinct of de hang naar het profetische. Met een leven zoals Solzjenitsyn dat achter de rug heeft is het laatste erg verlokkelijk en men zou hem er nauwelijks hard om kunnen vallen. Maar het zou wel een smet werpen op deze ongelooflijke onderneming.
■
|
|