Humeuren & Temperamenten
Machtsbegeerte
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Wie naar macht streeft wil sympathiek gevonden worden. Hij wil dat de mensen vol waardering over hem spreken en hem bewonderend nakijken. Hij verlangt naar schouderklopjes en toejuichingen wanneer hij uit zijn limousine stapt. Hij heeft het beste met de mensen voor. In tegenstelling tot de gangbare opinie, die wil dat machthebbers en machtshongerigen slechteriken zijn, met een cynische geest en een destructieve inslag, houd ik ze per definitie voor in-goeie schepsels. Het is juist hun goedheid die ze zo slecht en vernielzuchtig heeft gemaakt.
Want hoe gaat dat? Stel, je bent burgemeester van een dorp waar iedere dag tientallen tankwagens met benzine en giftige stoffen door de hoofdstraat denderen. Vroeg of laat moet er een ongeluk gebeuren, met alle catastrofale gevolgen vandien. Je beseft, in het licht van je verantwoordelijkheid en je ongebreidelde liefde voor de bevolking, dat er maatregelen genomen moeten worden: een omleiding, een rijverbod, een nieuwe ringweg, wat dan ook, mits er maar een scheiding tot stand komt tussen het gevaarlijke transport en de bebouwde kom. Je schaart je vierkant achter je morrende dorpelingen en maant de hogere overheden tot financiële tegemoetkomingen en spoed. Het is je glansrol. Je bent het klankbord van de plaatselijke vooruitgang. Je staat, in je dorpse notedop, garant voor vrede en veiligheid.
De glans van je rol dooft uit zodra de ringweg - of de omleiding, of het rijverbod - een feit is. Mensen zijn gruwelijk vergeetachtig. Je dorpelingen gaan zelfs vinden dat ze er recht op hadden dat er geen explosieve vaten langs hun voorgevels scheerden. Ze beschouwen het geen moment meer als een geschenk van jou, hun burgervader.
Er zal nooit meer een ongeluk gebeuren, ze worden dus ook nooit in de gelegenheid gesteld je achteraf nog eens dankbaar te zijn. Nooit zal - door een prachtontploffing met veel doden en een nog adembenemender hoeveelheid brandwonden - het bewijs kunnen worden geleverd van je goedheid.
Wie in de politiek goed wil doen (en hoe kom je anders hogerop) is gebaat bij onheil. Hij zal een catastrofe niet bij voorbaat uitsluiten. Hij zal, wat dat betreft, juist voorwaardenscheppend te werk gaan. Zo nu en dan dient hij iemand op te offeren, zodat de anderen kunnen zeggen: ‘Kijk, dat is de man die onze levens heeft gespaard.’
Stel, je woont in een land waar de burgemeester wordt gekozen. In een nog kleinere gemeente dan de vorige, desnoods. Die gemeente heeft geen eigen kerkhof. Je belooft de bevolking het trotse bezit ervan - zodra je het voor het zeggen zult hebben. Je bombardeert dat tot het voornaamste punt van je programma. Maar gedurende je gehele verkiezingsprogramma wil er maar niemand van de dorpelingen doodgaan. Hier en daar hoor je al mopperen: ‘Waar hebben we in godsnaam een kerkhof voor nodig?’ Er krijgt zelfs niemand in je omgeving een bedenkelijke ziekte. De kritiek op je humane verkiezingsleuze neemt toe. Geen neusverkoudheid valt er te bespeuren. Geen blaar biedt hoop. Zou je dan werkelijk niet in de verleiding komen, als de macht je lief is, om hier en daar een stoeptegel los te wrikken, een stoplicht onklaar te maken of een hordenloop voor bejaarden te organiseren? Opdat er nog bijtijds een slachtoffer zal vallen, waarna iedereen het grandioze nut van je begraafplaats inziet en je uitroept tot de man die weet wat er onder het volk leeft?
Heb mededogen met de machtigen en de machtsbegerigen. Het kost ze zoveel moeite een altijd tot argwaan bereid publiek van hun goedheid te overtuigen. Ik noemde twee voorbeelden op lokaal niveau. Ik had het over de zorgen van onbenullige potentaatjes. In de grote wereld evenwel...
■