Bedompte achterkamers
Meer nog dan in zijn vorige boek over Haile Selassie, ontpopt de schrijver zich in zijn verslag over Iran als een theoreticus van dictaturen en revoluties. Vooral in staten van de Derde Wereld. Kapuściński heeft - inclusief Iran - bijna dertig van zulke revoluties als ooggetuige meegemaakt en het gemeenschappelijke kenmerk van al die omwentelingen was volgens hem de hulpeloosheid die optrad zodra een dictator ten val was gebracht.
‘De achterkamertjes van de Iraanse comités deden me denken aan wat ik had gezien in Bolivia, Mozambique, de Soedan, Benin. Wat moeten we doen? Weet jij het? Ik? Ik niet. Weet jij het misschien? Heb je het tegen mij? Ik zou doorzetten. Maar hoe? Hoe zet je door? Ach, ja, dat is een probleem. Iedereen is het eens: dat is inderdaad een probleem waarover gediscussieerd moet worden. Sigarettenrook vult de bedompte achterkamers. Er worden een paar goede toespraken gehouden en een paar minder goede, een enkele ronduit briljant. Na een voortreffelijke rede voelt iedereen zich bevredigd; ze hebben iets meegemaakt dat echt geslaagd genoemd mocht worden. Hoe indrukwekkend Kapuściński zijn theoretische noties en schema's soms ook onder woorden weet te brengen, ik heb de indruk dat zijn empirische gegevens daar enigszins door in de verdrukking zijn gekomen. In zijn pogingen om lijnen aan te brengen in zijn verhaal lijkt het alsof hij dat materiaal te veel in een keurslijf heeft moeten stoppen. Shah of Shahs is daardoor wat abstracter uitgevallen dan The Emperor en naar ik meen ook wat minder gedreven, minder spannend en minder journalistiek. Toch heb ik het boek ademloos uitgelezen, vol bewondering voor de manier waarop de auteur de gecompliceerde situatie in Iran tot leven heeft weten te wekken.
Het begin van het einde voor de sjah werd ingezet op 23 december 1973. Glimmend van trots maakte de heerser op die dag wereldkundig, dat de prijs van de olie zou worden verhoogd. Dit ging Iran de jaarlijkse som van twintig miljard dollar opleveren. ‘Welvaart voor iedereen’ werd afgekondigd en de sjah liet weten dat Iran binnen tien jaar dezelfde levensstandaard zou hebben als Duitsland, Frankrijk en Engeland. Vanuit de hele wereld stroomden gekroonde hoofden, presidenten en ministers toe om een deel van de bestellingen in de wacht te kunnen slepen die de sjah zich voorgenomen had te gaan doen. Een ware goudkoorts begon in Iran te woeden. ‘Schepen vol koopwaar uit alle continenten stomen op naar Iran,’ schrijft Kapuściński. ‘Maar als ze de Golf bereiken blijkt dat de kleine, verouderde havens zulke massale scheepsladingen niet kunnen verwerken (de sjah had zich dit niet gerealiseerd). Enkele honderden schepen wachten voor anker en blijven soms zes maanden liggen, waarvoor Iran de rederijen jaarlijks een miljard dollar schadevergoeding betaalt. Op de een of andere manier worden de schepen langzaam ontladen, maar dan blijkt dat er geen opslagmogelijkheden zijn (de sjah had zich dit niet gerealiseerd). In de open lucht, in de woestijn, in de zinderende tropische hitte, liggen miljoenen tonnen
[vervolg op pagina 7]