Santorini
Exemplarisch voor de artikelen over de beoefening van de archeologie in vorige eeuwen is het betrekkelijk lange hoofdstuk (ruim dertig bladzijden) dat is gewijd aan Sir William Gell (1777-1836), in vakkringen nog altijd bekend als de auteur van een voormalig standaardwerk over Pompeji. Bastet haalt een andere kant van deze adellijke archeoloog naar boven: zijn lidmaatschap van de wonderlijke Society of Dilettanti en de daaruit voortvloeiende correspondentie vanuit zijn standplaats Napels met het hoofdkwartier in Londen. Allerlei contemporaine theorieën over een van de geruchtmakendste vondsten uit het begin van de vorige eeuw, het ook door Goethe zo bewonderde Alexandermozaïek, vinden hun neerslag in een aantal door Bastet geselecteerde en vertaalde boeiende brieven.
Het dezer dagen weer veel bezochte Griekse eiland Thera of Santorini is het Pompeji van onze tijd: de opgravingen uit de laatste decennia hebben een complete stad uit de vulkanische as laten herrijzen. In ‘Het wonder van Thera’ weegt Bastet de zwaarte van diverse theorieën, vanuit verschillende disciplines naar voren gebracht, over de uitbarsting van Thera. De befaamse Griekse archeoloog Marinatos meende zo'n halve eeuw geleden dat een explosie, vier keer zo hevig als die van de Krakatau (1889), niet alleen aan Thera maar ook aan de hoogontwikkelde minoïsche beschaving op Kreta een einde had gemaakt: Knossos en andere centra zouden door een enorme vloedgolf, ontstaan na de uitbarsting, letterlijk zijn weggespoeld. Zo eenvoudig blijkt het allemaal toch niet te liggen. Huidige specialisten, die ook op andere dan archeologische gegevens kunnen bouwen, denken aan een gefaseerde ondergang van beide eilanden en nemen slechts gedeeltelijk een causale relatie tussen de gebeurtenissen aan. Al deze theorieën doen uiteindelijk niets af aan de verrassende kracht van de fresco's die op Thera zijn gevonden - een ervan siert terecht de door J. Tapperwijn vervaardigde omslag van het boek. Veel is er al geschreven over de betekenis van de vissen, vogels, antilopen en bloemen die op de beschilderde muren en potten van Thera zijn te vinden, maar volgens Bastet hebben ‘de anonieme schilders zich niet vermoeid met theoretische problemen. Met ontwapenende eenvoud schilderden zij gewoon wat zij mooi vonden. Terug te kunnen keren tot deze nergens aarzelende spontaniteit blijft voorgoed een even wonderlijke droom als ons verlangen naar de verloren wereld van hun winddoorwaaide paradijzen in zee.’
Hoewel Bastet wel degelijk ervaringen heeft als veldarcheoloog, notabene opgedaan bij de zo juist genoemde Marinatos (men vergelijke zijn literaire eersteling De aardbeving, een novelle uit 1959), is hij toch vooral een kunsthistoricus van de oudheid, verknocht aan zijn museum. In vorige bundels behandelde hij nogal eens de geschiedenis van de interpretatie van een bepaald topstuk, soms ook de wonderbaarlijke zwerftochten die het kunstwerk in kwestie had gemaakt. Hoewel De rest schuilt onder 't kruid opent met een evaluatie van de verschillende exegeses van een verrukkelijk jongensbeeldje, de zogenaamde Tonenpluizer (een samenvatting van Bastets oratie uit 1966), staat in dit nieuwe boek niet dit, maar een vrijwel niet eerder behandeld onderwerp centraal: de geschiedenis van het Leidse Rijksmuseum van Oudheden, waaraan Bastet sinds 1976 als conservator is verbonden. Door middel van archiefstukken en een autobiografie van een der eerste personeelsleden van het museum, de negentiende-eeuwse tekenaar Hooiberg, schetst Bastet een kostelijk stukje museumgeschiedenis, dat vanzelf in sociale geschiedenis overgaat. Hij stelt nieuwe museumartikelen, onder meer over de collectievorming in de negentiende eeuw, in het vooruitzicht. Uitbreiding in deze richting van het te verkennen antieke terrein zal menige wandelaar met genoegen tegemoet zien.
■